woensdag 28 september 2016

Het bijzondere natuurschoon in het Lauwersmeergebied.


In het noorden van Nederland, op de grens van Groningen en Friesland, ligt het bijzondere natuurgebied Lauwersmeer. Wij brachten daar een vakantie door van ongeveer twee weken en waren verrast door de afwisseling op een betrekkelijk klein oppervlak.
Het natuurgebied ontstond vanaf 1969, toen de zeearm werd afgesloten door een dam. De toevoer van zeewater stokte vanaf dat moment, waardoor aanvankelijk een grote sterfte van zeedieren plaatsvond. De natuur moest zich gaan instellen op zoet water, want er kwam geen zout water meer binnen.
In het natte gebied waren geulen en slenken, zandplaten, sliboevers. Op een aantal zandplaten werd jong bos aangeplant, maar veel werd ook aan de natuur overgelaten, waardoor een spontane pioniersbegroeiing ontstond.
Je ziet nu een afwisseling van oude watergeulen en ondiepten, natte weiden, rietvelden, moerasbossen.
Het gebied bleek zeer aantrekkelijk voor een grote variatie (trek)vogels. De laatste jaren broedt er zelfs soms een zeearend.
Niet voor niets is het sinds 2003 Nationaal Park.
Aan de hand van een fotoreportage wil ik hieronder de variatie in dit gebied tonen.

In het weekend kun je de meest noordelijke Kustweg oostelijk van het Lauwersmeer nemen, langs de Marnewaard. Deze weg is op werkdagen afgesloten, omdat dit gebied militair oefengebied is.
Buitendijks ziet het er dan uit zoals op de foto’s hieronder: het is eb en een deel van het wad valt dan droog. Aan de einder van de eerste foto zie je vaag de contouren van het eiland Schiermonnikoog.



Op de basaltblokken zie je zeepokken zitten.



Ten noorden van Lauwersoog ligt de Veerhaven. Vanaf het Pierenend liggen schitterend begroeide korte dijken, de grijze plant is de zeealsem en het lage groene schorrekruid.




En hieronder blaaswier.


Op de zandplaten en langs de watergeulen zie je uitgestrekte rietvelden.


Een aantal weiden op zandplaten worden begraasd door konikpaarden. Aan de westkant van het Lauwersmeer onder Ezumazijl loopt een weg: de Esumakeech. Van daaruit heb je een prachtig zicht op een zeer vogelrijke plek met op de achtergrond een zandplaat met konikpaarden. Er is ook een vogelkijkhut.





Aan de oostelijke zijde van het Lauwersmeer ligt het Jaap Deensgat; ook zo’n plek met een vogelkijkhut. Kijk eens naar al die brandganzen. De vogelaars met hun enorme telelezen onderscheiden daarmee nog veel meer bijzondere watervogels dan ik met mijn eenvoudige toestel.




Tot de karakteristieke pioniersplanten in het Lauwersmeergebied behoort de duindoorn, een struik die nog best hoog kan worden. Een schat van geurige, oranje bessen draagt hij op dit moment. 


Als de bessen wat later naar wit gaan verkleuren, betekent het dat ze gaan vergisten. Ze worden licht alcoholisch. Naar verluidt kunnen kramsvogels, die zich aan deze bessen tegoed doen, enigszins dronken worden.


Uiteraard zijn er grote rietvelden en rietranden. Overal kom je wel losse rietplanten tegen.



Een zeldzaam en mooi plantje staat op dit moment nog in bloei: de parnassia (Parnassia palustris), het is een beschermde plant die op de Nederlandse rode lijst staat. Het plantje, met de tere, lichtgeaderde kroonbladen, wordt niet meer dan zo’n 30 cm hoog en komt nog voor in vochtige zandige duinvalleien, zoals in het Lauwersmeergebied. Het kan van juli tot september massaal bloeien; een prachtig gezicht.





Wanneer de begroeiing ongestoord verdergaat, ontstaan moerasbossen, met populieren, elzen, berken en wilgen.





Hieronder de kruipwilg (Salix repens).



Aan de rand van zo’n bos komen we een verzoek van de boswachter tegen ;-)




We zagen wel verse pootafdrukken en mest van de vermiste, maar we kwamen haar niet tegen.

Dit gebied is een prachtig gebied om te bezoeken. Het rustige, mooi gelegen Natuurdorp Suyderoogh, een parkje van een grote recreatieketen, is een aanrader.


Steeds als de avondschemering intrad, hadden we vanuit ons huisje onderstaand uitzicht.


zaterdag 10 september 2016

Laat je inpakken door de wilde bosrank (Clematis vitalba).


Al vaker heb ik een loflied gezongen op de wilde bosrank, de Clematis vitalba.
Het moet meer dan 10 jaar geleden zijn, dat ik hem plantte in ons bosje vóór een enorm hoge en brede Prunus laurocerasus. Hij is nu metershoog en bedekt een groot gedeelte van die prunus. (foto hieronder dateert van begin augustus)


Al een aantal weken bloeit de bosrank onverminderd royaal door en trekt een menigte aan insecten aan. De fijne bloemen zijn heel mooi en geuren zacht. In de winter krijg je een grote hoeveelheid prachtige zaadpluizen. En deze zaden komen het jaar daarna overal op met de bedoeling ervoor te zorgen dat hele woonstedes ingepakt gaan worden door de bosrank.
Dat is niet overdreven. Hij is hier langs de prunus bezig naar de lijsterbes te klimmen. Ik schat de bereikte hoogte nu zo’n 7 meter.
De stengels zijn nu al haast 8 cm dik, het zijn echte lianen geworden, je kunt ze bij wijze van spreken als rekstok gebruiken.


Ook langs onze schutting heb ik hem geplant. Dat is w.s. niet zo verstandig geweest, want hij wil de poort dichtwoekeren, die moet ik twee maal per week vrijknippen en hij is op weg het dak van de schuur te beklimmen.



Hoe ontzettend mooi de plant ook is – kijk hieronder maar naar de combinatie met de New Dawn klimroos – toch denk dat ik er verstandig aan doe hem in het rustseizoen weg te halen bij de schutting.


En, om de relatie met mijn buurvrouw niet te veel onder druk te zetten, zal ik hem bij de prunus ook wel een kopje kleiner moeten maken.


Het vreemde is, dat de plant wordt gezien als een kalkindicator en ik tuinier op echte zure turfgrond.
Wellicht zit er puin in de grond? Of is de plant minder kieskeurig dan we denken?

De groeikracht is dus enorm. Hij is eigenlijk niet aan te raden voor een kleine tuin. Dan ben je, als hij eenmaal goed aan de groei is, het hele jaar door bezig hem te plagen door hem terug te snoeien.

Maar als je de ruimte hebt en als je van deze wildebras kunt houden: laat je dan gerust inpakken door de bosrank, één van onze inheemse lianen.

zondag 4 september 2016

Keyhole-garden: mijn mini moestuintje begin september.


Als ik de foto’s vergelijk van 29 mei en van gisteren ( zie hieronder) van mijn sleutelgattuintje ( keyhole-garden), dan kan ik nu werkelijk met tevredenheid kijken naar de resultaten van dit experimentele project tot nu toe.




Het ziet er goed uit, het is een levendig permacultuurtuintje geworden én: ik heb nauwelijks onderhoud eraan gehad. Water geven deden de weergoden, ongewenst kruid heb ik niet gezien.
Maar: het was toch een moestuintje? En daaruit wordt toch geoogst en gegeten?
Tja, als je het zo bekijkt: we hebben twee tot drie maaltijden eraf gehaald en dat betrof de radicchio en de snijbiet.
Op de foto van eind mei zie je linksvoor wat kropjes radicchio staan, een soort groenlof, familie van de andijvie. Een sterke plant, en ook redelijk slakbestendig door het wat stugge blad. De kropjes hebben we een maand geleden kort zachtjes gestoofd en met een lepel ricotta aangemaakt gegeten. De ricotta verzacht het bittere: zeer aanvaardbaar.
Groenlofsoorten ga ik volgend jaar zeker meer planten.
Worteltjes en peultjes: dat is niks geworden. Te veel naar achteren gezaaid, waar het in de schaduw kwam te staan en te droog werd zo vlak bij de muur. Dat hoef ik volgend jaar niet weer te proberen.
De gezaaide goudsbloem en kamille heb ik nooit meer gezien. De bieslook is armetierig.
De Oost-indische kers heeft het super naar de zin, daarvan kunnen de blaadjes en de bloemen in de sla.


De palmkolen hebben zich goed hersteld van de vraat van het koolwitje. Waarbij opvalt dat één palmkool het mooist is geworden. De palmkool ernaast heeft kennelijk te veel energie moeten steken in het “naar voren kruipen” en ziet er minder goed uit: beide kolen wilden richting zon, werkten hun stengel plat over de grond naar voren en richtten zich weer op. (foto hieronder van 14 augustus)


Ik vind het altijd ontzettend leuk om te zien dat een plant in staat is tot aanpassen.
De palmkool vond ik tot nu toe te mooi om op te eten, dat komt later wel ;-)
De blauwachtige koolplant vooraan is de zeekool, een vaste plant, die ik eerst een tijdlang wil observeren.
Ook de kleurige snijbiet vind ik ook nog te mooi, daarvan oogst ik zo nu en dan wat blad.


Aan het einde van de zomer vind ik het vooral ook een heel aantrekkelijk zijtuintje geworden.


In de winter ga ik nadenken over de beplanting voor het volgende jaar. De grond zal dan een stuk beter gesettled zijn en ik ga, wat mislukt is, w.s. niet prolongeren.