zaterdag 27 mei 2017

Een innemend grasje: knikkend parelgras.


Al gedurende een paar weken is in onze tuin het knikkend parelgras ( Melica nutans) een innemende verschijning in de dubbele zin van het woord.
Het is een schitterend grasje, de bloeiwijze is als pareltjes, die lijken te sidderen bij een beetje wind.




De bloeiende stengeltjes maken een bijzonder sierlijk, buigend gebaar. Het grasje combineert in onze tuin erg mooi met de cypreswolfsmelk ( Euphorbia cyparissias), ik heb deze combinatie niet zelf bedacht: het is zo gekomen.


Tot vorig jaar wiedde ik zowel het parelgras als de uitlopers van de wolfsmelk op deze plek weg; beide planten kunnen zich flink uitbreiden met ondergrondse uitlopers. Maar het werd duidelijk dat de cypreswolfsmelk én het grasje vonden dat ze op dit plekje thuishoorden. En tot mijn verrassing heb ik dit jaar een topcombinatie.



Ook op andere plaatsen in de tuin heeft het knikkend parelgras zich uitgezaaid, óók op plaatsen waar ik dat nu niet zo waarderen kan. De wolfsmelk kent hier toch veel meer zijn plaats.

En dat is dan het enige nadeel van dit gras: het heeft woekerneigingen, het neemt met graagte delen tuin in, het is hier op een aantal plaatsen té innemend.
Dat gaat via uitzaai en via ondergrondse uitlopertjes.

Het is met meer planten zo: in hun massaliteit schuilt een grote esthetische waarde, daarnaast kan de massaliteit ook probleempjes geven. En dat zijn dan slechts problemen voor de tuinier, want die zal dan willen gaan wieden. En wieden is werken en de echte liefhebber van een wildere tuin beperkt dit soort arbeid tot het uiterste.

Ten aanzien van dit aardige grasje ben ik dus duidelijk ambivalent.
Met de sierlijk over de paadjes overhangende aartjes roept het bij mij bovendien nog een ongewenste fantasie op: op elke halmpje zit een teekje op mij te wachten. 
Dit is geen onzin, want ik heb gisteren al weer het vierde teekje van dit seizoen uit mijn vel moeten plukken. En waar houden deze beestjes zich w.s. voornamelijk op? Op de grashalmpjes. 
Dus pak ik regelmatig de heggenschaar om de paadjes van overhangende grasjes en andere uitlopers te ontdoen.

Tja. Er is voor de ontmoedigde liefhebber wellicht een alternatief. Kwekers bieden het neefje van dit grasje aan: het inheemse eenbloemige parelgras, de Melica uniflora. Dit gras vormt meer pollen en de parelachtige bloeiwijze is veel bescheidener:


Hier beneden:  een grashalm van het knikkend parelgras (boven) en daaronder die van het eenbloemig parelgras: 


Knikkend parelgras: 


Eenbloemig parelgras:


De eenbloemige is dus een wat stijver gras en de mooie sierlijke buiging van de aren ontbreekt. Dit gras zaait zich hier niet uit en er zijn geen uitlopers.

Dan kies ik tóch liever voor de stoutere neefje, de schitterend bloeiende knikkende “nutans”, die zo bijzonder mooi het avondlicht kan vangen.




zondag 14 mei 2017

Keyhole-garden: mijn mini moestuintje na een jaar.


Ruim een jaar na aanleg wil ik hier mijn sleutelgattuintje weer laten zien.
Over de aanleg en de principes van dit bijzondere permacultuurtuintje lees je hier. De ontwikkeling daarna zie je hier (juni) en hier (september).

In het vorige najaar had ik mijn eigen compost over het tuintje uitgespreid en in februari bracht ik een mulchlaag aan van houtsnippers. Dit is nodig, alleen al om uitdroging te voorkomen, omdat de plek op het zuiden in de volle zon ligt. Op deze manier droogt de grond zelden uit. Na het zeer droge voorjaar krijgt het geheel wel eens een paar gieters water, maar eerst voel ik met mijn vinger of de zeer rulle, mooie zwarte grond te droog is.
Het is gebleken een zeer onderhoudsarm tuintje te zijn, dat er ook nog eens aardig uitziet.
Wat je nu ziet, stond er al voor de winter. Slechts de twee kruipende arctische braambesplantjes, de slechts 10 tot 20 cm hoge Rubus arctica, zijn bijgeplant. 
(foto hieronder dateert van april)


Deze dwergbraampjes hebben royaal gebloeid en ik zal bijhouden hoe de vruchtjes zich gaan ontwikkelen.


Ik was erg benieuwd of de Crambe maritima, een vaste koolplant, die langs de zeekant leeft tussen de basaltblokken, weer tevoorschijn zou komen. Hij kan op zonnige plekken in een tuin groeien, heeft de ruimte nodig, wortelt zeer diep en kan prachtig bloeien. De plant is zout en droogte-tolerant en het jonge blad is eetbaar. Maar bij zo’n bijzondere plant ga ik natuurlijk niet het mooie jonge blad al opeten. Ik heb hem daarentegen verwend door een keer wat zout water rond de plant te sprenkelen en hem wat zeewierkalk te geven. Op de foto hieronder is hij net de grond uit: een maandje geleden:


In het tuintje zie je nog een aantal overgebleven snijbietplanten: die zijn ook al zo mooi met de rode stengels. Haast te mooi om op te eten.


Links achter het tuintje staat een flinke salieplant, links van het midden een pol citroenmelisse, die ik wellicht toch in een pot ga zetten, want deze kan flink uitstoelen. Rechts naast het “compostvat” heb ik twee zaailingen van de Oost-indische kers ontdekt. Daarachter staat een rijtje bieslook, dat weer mooi is opgekomen.

Rechts voor staan drie groenlofplanten, die ik in de zomer van het vorige jaar had gezaaid. Het is de Grumolo Verde, die zonder bescherming zeer goed door de winter is gekomen. 


Deze licht bittere groente heb ik gisteren geoogst, zachtjes gesmoord met “spekjes” van de Vegetarische Slager en lekker opgegeten. 


Ik blijf deze Grumolo Verde op mijn groentenlijstje houden.
Eén plant heb ik laten staan, die mag doorschieten omdat hij heel mooi schijnt te gaan bloeien.

En helemaal achteraan komen mijn gewijde topimamboerknollen op. Gewijd? Zo mag je het noemen: een vriend van ons heeft deze vorige herfst gekregen van een tuinbeherende monnik van de Abdij van Egmond en ik mocht ze hier in de grond stoppen.



Je ziet er zonder twijfel aan dat ze gewijd zijn ;-) - kruisvorm en de drie eenheid - en ze komen dan ook veel krachtiger op dan de armetierige knolletjes, die ik daar zelf eerder had.


woensdag 3 mei 2017

Hondstand bloeit zo mooi.


Een niet zo bekend bolgewas is de hondstand (Erythronium). Deze soort gedijt in schaduw tot halfschaduw en er zijn meer variëteiten.
De bollen plant je in het najaar, ze lijken wat op de tanden van een hond, vandaar de naam. Je laat de bollen vast in de grond zitten.
In onze tuin heb ik jaren geleden twee soorten aangeplant: de Erythronium “Pagoda” en de Erythronium dens-canis. De laatste is geleidelijk verdwenen maar de “Pagoda” lijkt zich elk jaar verder uit te breiden. 


Het schijnt de sterkste soort te zijn. Ik heb intussen een groepje van deze plant.
Het is een prachtige plant met aparte, lichtgele bloemen, waarvan de sierlijke gebogen knoppen zich geleidelijk oprichten.



De bloemen lijken haast op danseresjes. Ik vind ze bijzonder mooi.


De bloei begon dit jaar al begin april en vandaag, haast een maand later, is het nog een feest om naar te kijken. Dit komt vermoedelijk door het koele voorjaar.