Mijn kardinaalshoed, een kleine boom
die in het najaar prachtig gekleurde vruchtjes draagt, wordt elk jaar
omstreeks deze tijd volledig ontbladerd door de rups van het stippelmotje, een
nachtvlindertje dat ook wel kardinaalsmutsstippelmot
(Yponomeuta cagnagella) wordt
genoemd.
Ook de naam spinselmot kom je wel tegen,
en dat begrijp je wanneer je de spinselwebben ziet, waarin de
volgevreten rupsjes zich terugtrekken om te verpoppen.
Die rupsjes, die nog geen centimeter
lang zijn, kunnen er wat van. Het is een desolaat gezicht: de
kaalgevreten boompjes met de luguber ogende spinsels. Die beestjes
laten zich ook geregeld in clubjes bij elkaar langs een lange draad
vallen op weg naar een nog beter eetplekje. Als ik onnadenkend naar
het compostvat loop, kom ik nogal eens met mijn snuit in deze draden
terecht.
Ze vergissen zich wel eens in een
struikje, want ik kom ze ook sporadisch tegen in de planten rondom de
kardinaalshoed. Zelfs voorwerpen in de buurt, gieters bij voorbeeld,
kunnen ingesponnen worden.
Als die rupsjes zich in hun spinsels
verpoppen eten ze niet meer. Na een week of drie komen de kleine
witte, zwart gestippelde vlindertjes uit.
Ondanks het feit, dat de aangetaste
struiken niet meer toonbaar zijn, hoef je aan dit probleem niets te
doen. Geen bestrijding dus. Het blad komt weer te voorschijn, de
plant lijkt er al die jaren niet onder te lijden en geeft ieder
najaar royaal mooie vruchtjes.
Maar gezien bovenstaande
voorjaarsperikelen is het wel af te raden het boompje op een echte
zichtplek neer te zetten. Hier staat hij wat achteraf in een bosje.
Maar in het najaar zou je wensen dat
hij meer in het zicht stond...