Om mijzelf beter door de wintertijd te helpen zocht ik in het najaar
van 2018 naar de vroegst bloeiende krokus. In de catalogus van Nijssen
Bulbs vond ik de Crocus imperati subsp. Imperati “De Jager”,
bloeiend in januari/februari, een bijzonder mooi krokusje met een
romantische beschrijving:
Ik plantte ze in een stukje grond vlak voor
de serre, zodat ik ze van binnenuit kon zien.
De
eerste bloei vond plaats op de eerste dagen van februari 2019.
De
kleuren komen overigens niet helemaal overeen met de afbeelding in de
catalogus, ze zijn minder donkerpaars.
Verrast
was ik toen ik vlak na de afgelopen Kerst op 28 december 2019 het
krokusje al vol in de knop zag:
Ik herinnerde me van het jaar ervoor
dat de imperati heel gevoelig was voor regen en wind, de mooie
bloemen gaan dan plat en kapot.
7 januari 2020:
11 januari 2020:
Er zijn ook meer bloemen dan vorig jaar, het bolgewasje heeft het op de zonnige en droge plek kennelijk naar de zin.
Alle
andere krokussen zie ik nog nauwelijks verschijnen. We hebben hier
dus écht te maken met een zeer vroeger krokus, die zich in de zachte
winters van tegenwoordig nog vroeger dan vroeg vertoont.
Ook
in deze natte, sombere winters, die misschien nauwelijks echte kou meer
brengen, verlangen we weer naar de warmte en het licht van het
voorjaar en de zomer, Zo’n vroeg krokusje is dan een teken van een
nieuw groeiseizoen.
Samen
met het eerste polletje sneeuwklokjes, ook een vroege soort, waarvan
ik de naam niet meer weet.
Hoe
gaan onze inheemse planten en de bijbehorende dieren om met het zo
snel opwarmende klimaat? Daaraan denk ik als ik de nog volop in bloei
staande goudsbloem zie: dat is toch bizar?
Zó
snel kan de natuur zich niet aanpassen, nauw op elkaar ingestelde
verhoudingen tussen plant en dier raken ontwricht.
Toch
houd ik mijzelf en mijn naar tuinactiviteit hunkerende handen in
bedwang: tot half maart kan er nog heel goed een flinke vorstperiode
komen ( zie 2018).
Tot
slot een bloeiende roos van de “Rosa New Dawn”, die ik vanmorgen hoog
boven de schutting spotte: