Al vanaf half november huisvest de tuin een vrolijk tsjilpende groep
mussen.
Ze wonen in de
coniferen aan de grens, in de grote hulst en de dichte, grote
laurierkers.
Van daaruit vliegen
ze naar de zaadsilo en de vetbalhouder verderop: af en aan, ruziënd
om het beste plekje. Dat betekent wel dat de verwende vogeltjes een
hele silo zaad per dag consumeren en zeker twee vetballen per dag.
Onze beloning is
groot: de hele dag is het vrolijke gekwetter te horen en steeds zijn
er vanuit het raam wel musjes te zien. Naast de steeds aanwezige
mussen zien we ook een stel koolmezen, pimpelmezen, soms de
boomklever, de vink, de merel en een grote bonte specht.
Passanten langs het
fietspad voor ons huis horen de mussen al van verre. Ik schat de
groep op zo’n twintig exemplaren.
Tel de mussen:
Dit jaar hebben we
gelukkig weer royaal de genoemde vogels in de tuin.
Het vorig jaar hield
ik voor het eerst een halve zak (van 10kg) zaad over. Er waren véél
minder vogels dan de jaren ervoor.
Er was eind 2018 in
een bomenrijke tuin schuin achter ons kaalslag gepleegd: de nieuwe
bewoner – die nu het huis al weer te koop heeft gezet – had er
een strak en glad geheel met tegels en gras van gemaakt.
Ook bij ons moesten
eind 2018 en begin 2019 tot onze spijt veel bomen en coniferen na een
storm geveld worden. Uiteraard hebben we meteen weer veel jong
loofhout nieuw ingeplant.
Wij denken dat dit
alles mede de oorzaak was van minder vogelbezoek.
Gelukkig bleef in
andere delen van de tuin nog veel dicht geboomte aanwezig als schuil-
en nestelplaats voor de vogels. Dit seizoen dus gelukkig weer meer
vogels in de tuin.
Het doet me écht
goed om elke dag weer de groep musjes te horen en te zien, zeker in
een tijd, waarin de vogels het toch al moeilijk hebben.
Ik loop daarom graag
elke dag het voer aan te vullen, tot half maart, denk ik.
Musjes houden het
meest van de zaadmix en de vetballen met insecten.
De mezen zie ik ook
in de pot met vogelpindakaas; en dit spul heeft ook de voorkeur van
de specht met z’n mooie rode stuitje.