Zo eens per twee tot
drie jaar schakelen we de jongens van onze hovenier in om het grotere
snoeiwerk in onze tuin te laten doen.
Deze grote klussen
zijn, gezien onze leeftijd, niet meer op te brengen. Het is
ontzettend fijn om mensen in je tuin toe te laten, die de tuin kennen
en die aan een half woord genoeg hebben om te snappen wat je bedoelt.
Een natuurlijke tuin vraagt toch een andere houding en aanpak dan een
strakke, keurig gestofzuigde plek.
Maar tóch ben ik
elke keer weer te voren, tijdens en na deze werkzaamheden enigszins
van slag.
Vooral na de stevige
ingreep, die moest plaatsvinden in één stukje tuin.
Er stonden daar een
vrijwel dode conifeer, een uit de krachten gegroeide kardinaalshoed
en verscheidene dode stammetjes. Zie hieronder de oude situatie:
De zeer hoge en
snelgroeiende Prunus laurocerasus “Rotundifolia” laten we wel om
de paar jaar terugsnoeien, omdat de struik anders aan de onderkanten
doorzichtig gaat worden terwijl de hoogtegroei vrijwel ontembaar is.
Deze boomachtige struik zet ons volledig vrij van het buurhuis, dat
nu tijdelijk weer zichtbaar is. Zie hieronder na de snoei:
Het is nu een aantal
weken een droevig gezicht, maar in juli zal de plant al weer een
meter groei vertonen op alle uitlopers.
Interessanter voor
mij is, dat ik nu een stukje tuin erbij heb gekregen van ongeveer 2
bij 3 meter.
En daar kan ik wat
nieuws mee beginnen. Ik ben nog aan het broeden over het wát en hóe.
Het zal een soort
struikachtig geheel moeten worden, dat niet hoger wordt dan een meter
of twee. De grond is kalkarm, veenachtig, eerder wat droger dan wat
natter en de plek ligt in halfschaduw.
Het is leuk om ook
wat eetbaars neer te zetten. Bij voorbeeld een paar Ribes nigrum
soorten. Volgens de ervaring van medeblogger Le fabuleux jardin doet
deze bessoort het zelfs goed in de schaduw.
Een mooie, niet té
langzaam groeiende struik ( maximumhoogte ca. 2,5 m) die wat te
bieden heeft qua kleur, interessant is voor vogels en insecten zal
welkom zijn. Ik houd me aanbevolen voor tips.
De aandacht wil ik
nog vestigen op de oude, liaanachtige, kronkelende “stammen” van
de Clematis vitalba, waaraan ik al eerder blogberichten heb gewijd.
De jongens van de hovenier hadden nog nooit zoiets gezien en ze
hebben de stammen zo hoog mogelijk gespaard en mooi langs de
gesnoeide Prunus geleid. Ik vind het spectaculair en zoom er nog even
op in.
Het is nu volledige
duidelijk dat de Clematis vitalba wordt gezien als een van de weinige
inheemse lianen, een echte jungleplant.