Begin
maart plantte ik het bessenbosje in met zwarte bessen, honingbessen
en appelbes.
Er
was op dat stukje flink kaalslag gepleegd en mijn doel was om het
stukje zo snel mogelijk een bosachtig uiterlijk te geven. Hieronder dezelfde plek in maart, daaronder en geheel bovenaan nu.
Ik zette
wat bodembedekkers tussen de bessenplanten: de wilde
voorjaarslathyrus (Lathyrus vernus), bosaardbeitjes, er stond al een
mooie varen.
Voor de kleur Geranium rozanne en het mooie goudgele bosgierstgras (Milium effusum “aureum”).
Nu hebben de bessen uiteraard nog nauwelijks iets opgebracht op een klein handje zwarte bessen na. De appelbes in het midden (zie hierboven) mag nog wel wat beter aan de groei komen, de bladeren gaan al een herfstkleur aannemen, de zwarte bessenplanten links hebben lekker volume gekregen.
Hieronder het stukje vanaf de zijkant nu en in maart.
Gelukkig
hebben mijn hopplanten (linksachter op de overzichtsfoto's) de kaalslag overleefd, ze bloeien op dit
moment royaal met kleine bloempjes: overduidelijk mannetjesplanten.
Helaas geen hopbellen dus:
Ook
de liaanachtige stammen van de wilde Clematis vitalba zijn goed
uitgelopen, en zijn kort geleden in bloei gekomen:
Ik
streef naar bedekte grond, de bodembedekkers zullen dat volgend jaar
wel halen.
Het
zal duidelijk zijn dat de bessen, die er hopelijk elk jaar in grotere
aantallen zullen komen, niet alleen voor onszelf zijn, vogels en
insecten mogen er ook van mee snoepen.
Na
een klein halfjaar ben ik niet ontevreden over de ontwikkelingen op
dat stukje grond.