Nu we allen verplicht smetvrees hebben én paranoïde reageren op de
medemens die ons te na komt én we op z’n tijd ook nog eens
hypochondrische trekjes vertonen, zie je de tot huisarrest
veroordeelde mensen daar heel verschillend op reageren.
Met bewondering kijk
ik naar diegenen, die hun onrust sublimeren met een onvoorstelbare
dadendrang: ze ruimen hun huis op, restylen hun interieur na
getimmerd, gezaagd, gespijkerd en geverfd te hebben.
Dán diegenen, die
dat wel willen, maar die elke dag weer blijven hangen voor de drempel
van hun innerlijke blokkade.
Tot die laatste
categorie behoor ik.
De verfkrabber ligt
al anderhalve maand klaar om de bladders van de binnenkozijnen te
krabben, ze netjes te schuren, te gronden en daarna fantastisch strak
in de lak te zetten.
Eén keertje heb ik
gekrabd, een beetje geschuurd en een tikje gegrond. Je ziet de
bladders er dan ook nog doorheen.
Huis poetsen? Kom
op: als ik maar door de ramen kan kijken naar het ontluikende
voorjaar. Die zijn dus – zij het niet streeploos - gezeemd:
Schilderen en
tekenen op mijn kamertje? Plotselinge vrees voor het witte vlak.
Krant lezen? Te
veel.
Nieuws checken op de
smartphone? Steeds minder.
De boze buitenwereld
in? Nog lang niet.
Potgrond kopen?
Online bestellen en op een pallet tot aan de schuur laten bezorgen.
Plantjes zaaien,
verspenen, verpotten? Ja, heerlijk, uren lang.
Scharrelen in de
tuin, de planten bekijken, luisteren naar de vogels, insecten voorbij
zien zoeven, het oranjetipje voorbij zien fladderen: heerlijk, de
tuin is een zegen.
Waardplanten van het oranjetipje, witte tweejarige judaspenning en de vaste judaspenning:
En ‘s avonds, toch
fysiek moe, dat mooie boek van de stapel pakken en nog een uurtje
lezen.
En ‘s nachts
vooral niet op het verkeerde uur wakker worden en gaan bedenken wat
er van de tuin, de bonsai’s en de poezen moet worden als het virus
ons serieus te pakken krijgt.