De
laatste boom op de Keltische bomenkalender is de vlier ( Sambucus
nigra). De vlier is een struik of boom ( max. 10 meter hoog) die in
heel Europa tot in West-Siberië voorkomt. De meeste mensen kunnen
hem in de tuin niet erg waarderen, hij wordt als slordig onkruid
beschouwd.
Ik
heb al jaren een zwak voor de vlier. Toen we nog op zandgrond
tuinierden, hadden we er één aan het eind van de tuin. Maar op
zandgrond gaat een vlier kwijnen, hij bloeit wel in het voorjaar,
maar in de zomer krijgt de boom te weinig vocht om de bessen tot
ontwikkeling te laten komen.
De
vlier vraagt dus een meer vochtige, stikstofrijke grond. Slootkanten
zijn ideaal. Meestal hoef je hem niet eens zelf aan te planten. Bij
ons is een exemplaar door vogels uitgezaaid aan de slootkant én een
aan de noordkant van het huis, waar hij in halfschaduw staat. Hier op
het turfpakket onder de grond doen ze het best goed. Rijke bloei en
redelijk veel bessen.
De
vlier is op zijn mooist in de bloeitijd, eind mei en begin juni. De
tere, op kant lijkende bloeischermen, met die typische, weezoete geur
maken me altijd weer blij. Een mooie gewoonte is het dopen van de
bloeischermen in beslag, ze als vlierpannekoekjes op te dienen
(groene delen niet eten). Dit deden we vroeger met de kinderen altijd
op de langste dag, 21 juni. Maar gaandeweg, zeg maar de laatste 30
jaar, lijkt de bloeitijd enkele weken naar voren te zijn opgeschoven
– zoals bij meer planten – waardoor je na midden juni niet meer
zoveel mooie bloemschermen kunt vinden.

De
bloesem wordt ook gebruikt om te drogen en thee van te trekken, die
helpt bij koorts en verkoudheid. De bessen van de vlier hebben
eveneens een geneeskrachtige werking. Ook hier geldt: de groene
bessen, de groene steeltjes en de pitten (na het koken uitzeven) zijn
giftig, ze bevatten een blauwzuurverbinding. Dit blauwzuur is na het
koken van de bessen verdwenen. Je kunt de bessen, vanwege de pitten,
dan ook maar beter niet rauw eten.
Vlierbessensap
bevat een stofje, dat het griepvirussen moeilijker maakt om
lichaamscellen binnen te dringen, het is dus een natuurlijke
griepvirusremmer. Alleen daarom al dienen we de vlierbessen te
koesteren!
Bij
het verzamelen van de bessen moeten we wel weten, dat er één
vliersoort is, waarvan ook de bessen giftig zijn: de weinig
voorkomende, lage (60 – 1.50 meter) kruidvlier (sambucus ebulus).
Bij
twijfel dus even goed goochelen om je vlier te determineren.
Zoals
alle bomen op de Keltische bomenkalender is ook de vlier een heilige
boom. De boom werd zowel met leven ( de bruidstooi in het voorjaar)
als met dood (de brosse, sombere kale takken in de winter)
geassocieerd. De boom was bij de Germanen gewijd aan de godin van de
vruchtbaarheid, Freya. In Duitsland noemden ze haar later vrouw
Holle, zij had de vlierstruik als woonplaats. De vlier werd daarom
ook aangeplant bij de woning van een jong stel, om de zegen van vrouw
Holle te krijgen: veel nakomelingen. Een vlier bij de woning zorgde
ook voor bescherming: tegen bliksem, tegen boze geesten maar ook
gewoon praktisch: tegen vliegen en muggen. Het (gekneusde) vlierblad
schijnt muggen en vliegen op afstand te houden. Paarden kregen om die
reden wel een krans met vlierblad om de nek.
Van
vliertakjes werden toverstokjes gemaakt, er werden magische krachten
aan toegekend. Takken werden vroeger uitgehold – van het zachte
merg aan de binnenkant ontdaan – waardoor je holle pijpjes kreeg om
fluitjes van te maken. Sambucus zou afgeleid zijn van het Griekse
woord Sambuke = fluit.
Verbranden
mocht je een vlier nooit, dan riep je onheil over je af. Als je het
toch deed, moest je eerst toestemming en excuus vragen aan de wezens,
die in de boom leefden.
En
hiermee zijn we aan het eind gekomen van serie blogs over de bomen
van de Keltische bomenkalender. Ik heb ze nu allemaal, op een nogal
persoonlijke manier behandeld, omdat ik het leuk vond, op deze manier
wat beter met deze bomen kennis te maken.
Op
de 23e december geeft de kalender een overgangsdag aan, een naamloze
dag, die toebehoort aan de Mistletoe. En op de 24e december begint
de kalender weer opnieuw.
Wat
ik heb geleerd van het omgaan met deze bomenkalender, is dat men in
vroeger tijden veel eerbied had voor bomen. Hun langzame, gestadige
groei. Het feit, dat bomen vaak veel langer leven dan mensen. Ze zien
geslachten aan zich voorbijtrekken, staan schijnbaar onbewogen,
terwijl oorlog en vrede, lief en leed passeren. Het zijn levende
wezens, die ons van zuurstof, zaden en vruchten, vaak medicijnen
voorzien.
Ik
ben niet sentimenteel, omarm geen bomen, maar ik verbaas me er vaak
over hoe bomen worden beschouwd als mode- en wegwerpdecoratie in onze
leefomgeving en onze tuinen. Dat mensen een mooie en gezonde boom
omzagen, omdat “er zoveel rommel vanaf komt” of ”omdat hij te
groot wordt” doet me altijd verdriet. Ik kan het geluid van de
motorzaag, die in een half uur een boom platlegt, die al dertig jaar
of veel langer erover gedaan heeft om op te groeien, niet verdragen.
Ook
bij ons “moest” wel eens een boom weg, omdat er een aanbouw moest
komen óf omdat de boom gevaar ging opleveren. Ik voelde me dan toch
schuldig.
Terug
naar de vlier. Als eens in de drie jaar bij ons de hovenier het wat
zwaardere snoeiwerk komt doen, is zijn altijd terugkerende vraag: en
de vlier, moet die nog gesnoeid? Het antwoord is vrijwel steeds:
“Nee, hij staat hier zo mooi vlak voor ons raam; de bloesem is een
feest in het voorjaar, de bessen een lust voor de spreeuwen in hun
kersverse winterpak, en dus ook voor ons. In de winter hangt er het
vogelvoer, waardoor we de mooiste zangvogeltjes zien.”
En
de vlier beschermt ons tegen alle kwade geesten, en dat is in deze
donkere dagen ook nooit verkeerd.