Tot mijn grote verbazing werd mijn
compostbergje van onderuit ondergraven. Welk groot beest zou kans
zien dat op deze manier voor elkaar te krijgen?
Nu luidt het voorschrift dat compost zo
nu en dan moet worden omgezet: kennelijk wordt dat vanuit de natuur
voor mij geregeld.
Op een dag betrapte ik de dader: de
vrouwtjesmerel was zeer druk doende wormen uit de onderkant van de
hoop te pikken en wierp daartoe alle materiaal dat niets opleverde
met kracht ter zijde. Er was al een flinke holte ontstaan.
De merel dacht er niet aan om voor mij
op de vlucht te gaan. De merels in de tuin komen geregeld op een
meter afstand van mij, zo van: dat wezen hoort ook in deze tuin. Ik
kreeg dus de kans haar activiteiten op de foto te zetten.
Maar deze wormen zijn mijn voornaamste
hulpjes in het maken van de compost. Die kan ik natuurlijk niet
missen. Ik heb het de merel dus maar wat moeilijker gemaakt.
Overigens is mijn manier van
composteren sinds jaar en dag een superluie variant.
Ik begin al mijn groenten- en fruitafval
tot een hoogte van zo'n 20 cm op te bouwen. Dan strooi ik er een
beetje kalk overheen en wat koemestkorrels. Eventueel een beetje
tuingrond. En dan weer verder tot ik op een hoogte van ongeveer een
meter ben. Tenslotte gaat er weer wat grond overheen. Dit duurt hier
in ons tweepersoonshuishouden ongeveer een half jaar.
Dan begin ik aan de andere kant van het
vat.
Als die kant weer opgebouwd is heb ik
aan de andere kant zwarte compost.
Het is de slow-compost methode, waarbij
zich weinig warmte in de hoop ontwikkelt. Onkruidzaden en
ziektekiemen zullen dus niet aangepakt worden door een hoge
temperatuur.
Daarom ben ik streng in wat ik
composteer: geen zieke planten of "onkruid" dat al zaden
bevat. Ook geen resten van gekochte snijbloemen: die beschouw ik als
chemisch afval...
De composthoop ligt in de schaduw, ik
besteed er verder niet te veel aandacht aan: het stinkt nooit.
De ruwe compost is in het voorjaar
prima spul om op bepaalde plaatsen de bodem te verrijken.
In het boek over bodemmicrobiologie las
ik dat ook de pootjes van de vogels waardevolle bacteriën
overbrengen. Ach, meestal doet de natuur het meeste werk voor ons.