Posts tonen met het label permacultuur. Alle posts tonen
Posts tonen met het label permacultuur. Alle posts tonen

dinsdag 15 oktober 2019

Hoe gaat het nu met mijn permacultuurheuvel?



Na de aanleg van mijn permacultuurheuvel volgens de principes van de Hügelkultur (zie hier) – het was toen half april 2018 – volgden twee zeer droge en hete zomers.
Vooral vorig jaar kwijnde de heuvel, de planten gingen nét niet dood of verdwenen door slakkenvraat. Mijn hooggespannen verwachtingen werden niet waargemaakt: zo’n heuvel, gebouwd op een flinke hoeveelheid rottend hout, takken en droog blad zou goed water vasthouden, waardoor sproeien nauwelijks nodig zou zijn (hieronder half april 2018)


Ik denk dat er vorig jaar nauwelijks water in het inwendige van de heuvel aanwezig was om vast te houden.
De mulch, die ik royaal had aangebracht hielp gewoon niet. Zie onder, half juli 2018: 


Situatie heuvel eind september 2018 ( toen de coniferen er nog waren):


Dit jaar jaar rehabiliteerde de heuvel zich.
Situatie 2 mei 2019:


Situatie 2 juni 2019:


Hij groeide aardig dicht, ik had veel minder last van slakken. In de extreme hete en droge periodes gaf ik hem toch maar wel eens een slok water, maar niet te veel.
Situatie 5 juli 2019:



Situatie 11 augustus 2019:


Situatie 19 september 2019:


Als ik nu zie hoe de heuvel begroeid is (allereerste foto boven), mag ik absoluut niet klagen.
Je ziet wel dat hij aardig is ingezakt, de losse aarde is uitgespoeld naar de vele holtes tussen de takken onderin.

De begroeiing bestaat nu uit de volgende planten:
Brave hendrik, lage blauwe bes, roomse kervel, overblijvende judaspenning, verbena bonariensis, rabarberplant, bloedzuring. malva, oreganum, bulgaarse uien, bosgierstgras, alpenaardbeitjes en een paar jonge lavendelplanten op het warmste en zonnigste stuk.

Ik ben benieuwd of het binnenste van de heuvel nu beter vocht kan vasthouden, zodat die verterende takkenboel als een spons gaat functioneren.

maandag 24 september 2018

Wordt dat nog wat met mijn permacultuurheuvel?


Toen ik half april mijn permacultuurheuvel opbouwde volgens de principes van de Hügelkultur ( zie voor uitleg hier) dacht ik dat de heuvel snel weelderig begroeid zou zijn. Ik had nogal wat moestuinzaden gezaaid van allerlei aard: vol verwachting!
Maar wie rekende er nu op het vrijwel totaal uitblijven van regenval en hoge temperaturen met vrijwel permanente zonneschijn. Er gebeurde gewoon niets op die heuvel. Slechts de brave hendrik, de bloedzuring, de aardbei en de jonge arctische braampjes bleven met een regelmatige watergift in leven. De bulgaarse uitjes gingen in winterslaap en het zaad leek helemaal niet op te komen. Voorgezaaide plantjes waren de volgende dag verdwenen: dankbaar geconsumeerd door een paar slakken die ‘s nachts uit de gaten in de takkenheuvel kwamen kruipen.
Al snel besloot ik de heuvel af te dekken met plantaardig materiaal als bescherming van de grond tegen complete uitdroging.



Toen in augustus de storm hier kort woedde en o.a. mijn scheefhangende hoge lijsterbes moest worden gekapt, liep de heuvel wel enige schade op door het afvoeren van de bebladerde takken: de mulchlaag was verdwenen.


Uiteraard gaf ik de moed niet op en plantte een laagblijvende blauwe bes, wat roomse kervel, een oxaalzuurarme rabarberplant, wat wilde marjolein, wat zaailingen van st. janskruid en witte malva.


De regen ging vallen en een aantal planten kwamen zienderogen bij. Het is verbazend dat gestadige natuurlijke regenval de planten zichtbaar doet groeien, terwijl watergiften tijdens de hitte de planten maar nét in leven houden. De verdamping was te groot voor de planten om het bij te houden.
De heuvel had ook problemen met het wegzakken van de grond in de ruimte’s tussen de stammen en de takken, die de basis van de heuvel vormden.
De ervaring van blogster Cin, die ook met de Hügelkultur experimenteerde, was, dat woelmuizen de ruimten in de heuvel als ideale nestplaats beschouwden. Hier vinden de slakken heerlijk koele schuilplaatsen in de gaten.


Gelukkig had ik geen wespenkoninginnen, die een uitgebreid nest gingen maken in de krochten onderin de heuvel. Want er was vorig voorjaar wel een nest gemaakt in mijn Hügelkultur-teil op het andere terras. Ik heb in april en mei zelfs een tijdje watjes met kruidnagelolie op de heuvel neergelegd om deze dames af te schrikken: ik ben toch eigenlijk gek ook…
Al met al was het dus aanvankelijk niks met dit project.
Maar volgend jaar: dan zullen we eens wat zien, de voortekenen zijn nu al aanwezig!




zaterdag 26 mei 2018

Van oude houtstapel naar een permacultuurprojekt: Hügelkultur.



Toen ik half april één van mijn zeldzame opruimbuien had, ontdekte ik achter onze vuilcontainers een minstens 20 jaar oude, vergeten stapel haardhout.
Oud, deels vermolmd hout: ideaal om te gebruiken in een bijzonder permacultuurprojekt: een Hügelkultur.
Dat wil kortgezegd zeggen: een sleuf in de grond graven, de aarde aan beide zijden opzij scheppen, het hout in de sleuf opstapelen tot een aantal decimeters boven het maaiveld.
Het hout afdekken met los snoeimateriaal / bladafval, het geheel flink inwateren met de tuinslang. Daar bovenop een laag compost en dan weer afdekken met de opzij geschepte grond.
Deze methode had ik drie jaar eerder met een variant in het klein toegepast in een paar bakken en teilen ( zie hier voor de uitgebreide uitleg).

De clou is, dat je een flinke hoeveelheid houtachtig materiaal hebt ingegraven, dat langzaam zal vergaan, zoals dat ook in een bos gebeurt. Het materiaal is vochthoudend, werkt als een spons en verteert de komende jaren langzaam waarbij heel geleidelijk de voedingsstoffen vrijkomen.
Het was Sepp Holzer, een Oostenrijker, die op arme grond boerde, die als vader van de Hügelkultur wordt beschouwd. Na een storm in de jaren zestig van de vorige eeuw sneuvelden in zijn directe omgeving veel bomen. Hij kwam toen op het idee om van de stammen, takken en het lossere materiaal grote langwerpige heuvels aan te leggen, die af te dekken met grond en ze te beplanten.
Met groot succes, het loont de moeite het project op internet te bekijken.
Hieronder laat ik stapsgewijze zien, hoe ik te werk ben gegaan.

Een sleuf graven en de uitgegraven grond terzijde leggen, grof, al wat verwerend hout stapelen:


Losser materiaal toevoegen:





Zeer goed inwateren:


Afdekken met compost:


De terzijde gelegde aarde opbrengen, inplanten, inzaaien en liefst mulch aanbrengen:


Het aardige is, dat je je grondoppervlak twee maal zo groot maakt; grofgezegd krijg je een gelijkzijdige driehoek met twee opgericht zijden om in te planten. Als je de heuvel in de richting oost-west aanlegt, krijg je een noord en een zuidzijde met een zonnige en een schaduwrijke kant.
Dat verruimt de mogelijkheden van je plantenkeuze.

Ik heb bovenop de heuvel wat jonge Bulgaarse ui (Nectaroscordum siculum), een brave hendrik en een aardbei ingeplant. En verder al mijn oudere zaad van snijsla, snijbiet e.d. als polycultuur uitgeworpen om zo de heuvel zo snel mogelijk te laten begroeien.
Dit was tot nu toe niet succesvol, (zie de recente eerste foto) het heeft de laatste maand in zuid-oost Friesland nauwelijks een millimeter geregend.

Mijn ervaring met de Hügelkultur-bakken, die ik in het voorjaar van 2015 inrichtte, zijn positief.
Niet alles wil daar goed groeien, ze staan op een schaduwrijke plek. Ook zal de schimmeldominante grond, die door het verterende hout ontstaat, bepaalde planten niet doen aanslaan. Daar wees Cin van Le fabuleux jardin mij destijds al op, ze stuurde daarover deze link
Maar de vochthuishouding is heel goed, ik hoef ze nauwelijks te besproeien.

Ik heb de heuvel nog niet afgedekt met een mulchlaag. Ik was bang dat de kleine zaadjes dan helemaal niet zouden opkomen. Wellicht is het beter, dat wel te doen als het zaad tóch niet wil opkomen, gezien de aanhoudende droogte. Dan zou ik vóórgekweekte planten tussen de mulch kunnen zetten.

Ik hoop over niet al te lange tijd een goed begroeide heuvel te laten zien.

maandag 19 juni 2017

Wespenkoningin gaat in mijn moestuinbak wonen.


Een aantal dagen geleden zat ik ‘s avonds wat te mijmeren op de stoel bij mijn experimentele moestuinbakken die ik twee jaar geleden had ingericht volgens het principe van de Hügelkultur / permacultuur .
Het leek net of er twee vechtende insecten over mijn hoofd heen vlogen. Even later zag ik een grote wesp langdurig rommelen achter een aardbeiplant in de grote moestuinteil. Er lag ook een dode wesp. De koningin zou in die bak toch niet bezig zijn met een nest? (zie rode streep in de bak hieronder)


Het zou een ideale plek ervoor zijn: de basis van deze bak bestaat immers uit grote stukken vermolmd hout met ruimte’s ertussen.
De volgende dag ging ik er een paar keer heen om te observeren. Met een tussenruimte van een aantal minuten zag ik de wesp uitvliegen en later weer terugkeren.
Die nacht zag ik in mijn dromen het nest uitgroeien tot een teilvullend wespennest met tientallen werksters, die in augustus heerlijk kwamen meegenieten van onze zoetigheden op het nabijgelegen terras.
Daarbij ben ik allergisch voor wespensteken, hoewel gedesensibiliseerd.
Wat te doen? Mijn mooie moestuinbak met bodemleven laten volspuiten met gif door een professional leek me niet fijn en kost ook nog eens 65 euro. Zelf ingrijpen is geen optie.

Die middag kwam een goede vriend langs,  groot natuurvriend met kennis van zaken.
Toen hem het probleem werd voorgelegd en hij ons tot in detail had bevraagd over de wespenactiviteit aldaar, besloot hij dat het vrijwel zeker om een klein, beginnend nest ging, dat hij wel durfde te verwijderen.
Hij keerde mijn teil voorzichtig om, en ja, daar kwam een nestje te voorschijn, ter grootte van een tennisbal. Hij vroeg om een grote pot en zag kans het nestje alsmede de koningin én een jonge wesp in de pot te krijgen. Hij zou het nest meenemen naar een rustige plek, waar het geen overlast kon geven.



Wat is zo’n nest mooi! Je ziet hieronder de cellen, door de koningin gemaakt uit fijngekauwde houtvezels ( de wesp heet papierwesp). In de cellen legt de koningin eitjes. Daaruit ontstaan larven, je ziet ze als gele bolletjes zitten in de cellen. Wanneer het zover is, dat de larven zich gaan verpoppen, worden de cellen dichtgemaakt: je ziet de witte dekseltjes zitten bij een aantal cellen. Als ze verpopt zijn komen de jonge werksters te voorschijn. De kleine wesp, die je linksonder de koningin ziet, is zo’n jonge werkster. 



De larven worden gevoed met een papje van fijngekauwde gevangen insecten. De insectenprut wordt aanvankelijk door de koningin toegediend aan de eerste larven, later nemen de werksters deze taak over. Zij verzorgen dan ook de koningin. De larven schijnen een zoetige stof af te scheiden, die de wespen oplikken. Wanneer in de loop van augustus het nest zijn einde gaat naderen, de koningin oud wordt en en minder larven worden geproduceerd, gaan de wespen de zoetigheid elders opzoeken en dan krijgen wij er last van.

Zo in de loop van september sterft het nest uit, de oude koningin en de werksters overlijden. De nieuwe koninginnen uit het nest hebben gepaard met een aantal mannetjes, die daarna ook niet meer nodig zijn. De koninginnen, zichtbaar groter dan een gewone werkster, zoeken een plaats om te overwinteren en dat kan ook in je huis zijn.
In het voorjaar komen ze dan wat sloom te voorschijn en gaan op zoek naar een nieuwe plek om een nest te maken. Dat is dus vaak in de grond, in een composthoop en in een takkenhoop. Er waren dit voorjaar trouwens opvallend veel wespenkoninginnen.
Het is best nuttig om in je eigen tuin alert te blijven op insectenbewegingen.

Ikzelf ben jaren geleden haast vermoord door een aantal woedende wespen, die me aanvielen toen ik een na snoeiwerk een tak in de takkenril wilde steken.
Wespennesten hoeven alleen maar te worden weggehaald, als ze op plaatsen zitten, waar ze voor jou erg hinderlijk gaan worden. Wespen vangen heel wat andere insecten weg en hebben hun nut.
Wanneer je eind augustus een nest in een uithoek van je tuin vindt en je gaat bij wijze van spreken begin september twee weken met vakantie, dan hoef je niets te doen. Wij hadden die ervaring vorig jaar, het nest was half september volledig inactief geworden.
Schakel voor opruimen in principe altijd een professional in. Wespensteken zijn niet ongevaarlijk. Een allergische reactie kan onverwacht optreden, ook al ben je vaker zonder problemen gestoken.
Ik heb ervaring :-(

De moestuinbak is inmiddels zoveel mogelijk in de oude staat teruggebracht.


zondag 14 mei 2017

Keyhole-garden: mijn mini moestuintje na een jaar.


Ruim een jaar na aanleg wil ik hier mijn sleutelgattuintje weer laten zien.
Over de aanleg en de principes van dit bijzondere permacultuurtuintje lees je hier. De ontwikkeling daarna zie je hier (juni) en hier (september).

In het vorige najaar had ik mijn eigen compost over het tuintje uitgespreid en in februari bracht ik een mulchlaag aan van houtsnippers. Dit is nodig, alleen al om uitdroging te voorkomen, omdat de plek op het zuiden in de volle zon ligt. Op deze manier droogt de grond zelden uit. Na het zeer droge voorjaar krijgt het geheel wel eens een paar gieters water, maar eerst voel ik met mijn vinger of de zeer rulle, mooie zwarte grond te droog is.
Het is gebleken een zeer onderhoudsarm tuintje te zijn, dat er ook nog eens aardig uitziet.
Wat je nu ziet, stond er al voor de winter. Slechts de twee kruipende arctische braambesplantjes, de slechts 10 tot 20 cm hoge Rubus arctica, zijn bijgeplant. 
(foto hieronder dateert van april)


Deze dwergbraampjes hebben royaal gebloeid en ik zal bijhouden hoe de vruchtjes zich gaan ontwikkelen.


Ik was erg benieuwd of de Crambe maritima, een vaste koolplant, die langs de zeekant leeft tussen de basaltblokken, weer tevoorschijn zou komen. Hij kan op zonnige plekken in een tuin groeien, heeft de ruimte nodig, wortelt zeer diep en kan prachtig bloeien. De plant is zout en droogte-tolerant en het jonge blad is eetbaar. Maar bij zo’n bijzondere plant ga ik natuurlijk niet het mooie jonge blad al opeten. Ik heb hem daarentegen verwend door een keer wat zout water rond de plant te sprenkelen en hem wat zeewierkalk te geven. Op de foto hieronder is hij net de grond uit: een maandje geleden:


In het tuintje zie je nog een aantal overgebleven snijbietplanten: die zijn ook al zo mooi met de rode stengels. Haast te mooi om op te eten.


Links achter het tuintje staat een flinke salieplant, links van het midden een pol citroenmelisse, die ik wellicht toch in een pot ga zetten, want deze kan flink uitstoelen. Rechts naast het “compostvat” heb ik twee zaailingen van de Oost-indische kers ontdekt. Daarachter staat een rijtje bieslook, dat weer mooi is opgekomen.

Rechts voor staan drie groenlofplanten, die ik in de zomer van het vorige jaar had gezaaid. Het is de Grumolo Verde, die zonder bescherming zeer goed door de winter is gekomen. 


Deze licht bittere groente heb ik gisteren geoogst, zachtjes gesmoord met “spekjes” van de Vegetarische Slager en lekker opgegeten. 


Ik blijf deze Grumolo Verde op mijn groentenlijstje houden.
Eén plant heb ik laten staan, die mag doorschieten omdat hij heel mooi schijnt te gaan bloeien.

En helemaal achteraan komen mijn gewijde topimamboerknollen op. Gewijd? Zo mag je het noemen: een vriend van ons heeft deze vorige herfst gekregen van een tuinbeherende monnik van de Abdij van Egmond en ik mocht ze hier in de grond stoppen.



Je ziet er zonder twijfel aan dat ze gewijd zijn ;-) - kruisvorm en de drie eenheid - en ze komen dan ook veel krachtiger op dan de armetierige knolletjes, die ik daar zelf eerder had.


zondag 4 september 2016

Keyhole-garden: mijn mini moestuintje begin september.


Als ik de foto’s vergelijk van 29 mei en van gisteren ( zie hieronder) van mijn sleutelgattuintje ( keyhole-garden), dan kan ik nu werkelijk met tevredenheid kijken naar de resultaten van dit experimentele project tot nu toe.




Het ziet er goed uit, het is een levendig permacultuurtuintje geworden én: ik heb nauwelijks onderhoud eraan gehad. Water geven deden de weergoden, ongewenst kruid heb ik niet gezien.
Maar: het was toch een moestuintje? En daaruit wordt toch geoogst en gegeten?
Tja, als je het zo bekijkt: we hebben twee tot drie maaltijden eraf gehaald en dat betrof de radicchio en de snijbiet.
Op de foto van eind mei zie je linksvoor wat kropjes radicchio staan, een soort groenlof, familie van de andijvie. Een sterke plant, en ook redelijk slakbestendig door het wat stugge blad. De kropjes hebben we een maand geleden kort zachtjes gestoofd en met een lepel ricotta aangemaakt gegeten. De ricotta verzacht het bittere: zeer aanvaardbaar.
Groenlofsoorten ga ik volgend jaar zeker meer planten.
Worteltjes en peultjes: dat is niks geworden. Te veel naar achteren gezaaid, waar het in de schaduw kwam te staan en te droog werd zo vlak bij de muur. Dat hoef ik volgend jaar niet weer te proberen.
De gezaaide goudsbloem en kamille heb ik nooit meer gezien. De bieslook is armetierig.
De Oost-indische kers heeft het super naar de zin, daarvan kunnen de blaadjes en de bloemen in de sla.


De palmkolen hebben zich goed hersteld van de vraat van het koolwitje. Waarbij opvalt dat één palmkool het mooist is geworden. De palmkool ernaast heeft kennelijk te veel energie moeten steken in het “naar voren kruipen” en ziet er minder goed uit: beide kolen wilden richting zon, werkten hun stengel plat over de grond naar voren en richtten zich weer op. (foto hieronder van 14 augustus)


Ik vind het altijd ontzettend leuk om te zien dat een plant in staat is tot aanpassen.
De palmkool vond ik tot nu toe te mooi om op te eten, dat komt later wel ;-)
De blauwachtige koolplant vooraan is de zeekool, een vaste plant, die ik eerst een tijdlang wil observeren.
Ook de kleurige snijbiet vind ik ook nog te mooi, daarvan oogst ik zo nu en dan wat blad.


Aan het einde van de zomer vind ik het vooral ook een heel aantrekkelijk zijtuintje geworden.


In de winter ga ik nadenken over de beplanting voor het volgende jaar. De grond zal dan een stuk beter gesettled zijn en ik ga, wat mislukt is, w.s. niet prolongeren.

vrijdag 15 juli 2016

Dipje in de vlinderliefde: koolwitje op kool.


In deze tijd, waarin de hoeveelheid en de diversiteit van vlinders terugloopt, dient mijn liefde voor vlinders onvoorwaardelijk te zijn.
Zoals het wel meer gaat met onvoorwaardelijke liefde, wil er wel eens een barstje in komen.


Of liever gezegd: gaten. Maar de liefde herstelt zich weer snel, zo blijkt uit het onderstaande.


Koolwitjes houden van kruisbloemige planten, waaronder onze koolsoorten. En tot mijn moestuinexperimenten behoren de palmkool, de zeekool en het eeuwig moes.
De vrolijke koolwitjes hebben ze weten te vinden, maar geven overduidelijk de voorkeur aan de palmkolen: die prachtige planten, mijn trots.
Op een goede dag zag ik allerlei vrolijke vretertjes op de palmkool. 

poepjes van de rupsen
Uiteraard ga ik geen voorstadium van koolwitjes vermoorden. Toen ging ik de rupsen verzamelen en achterin de tuin zetten, zodat ze de weg terug moeilijk zouden kunnen terugvinden.
Daarover heb ik nu een licht schuldgevoel.
Wat had ik anders kunnen doen?

Het volgende wordt geadviseerd door vlinderliefhebbende tuinierders:

Gun de rupsen een paar koolplanten en dek de rest af met vliesdoek, vitrage of zoiets – zie ik mij niet zo gauw doen, het is toch géén gezicht, zo'n spookachtig bedekte koolplant ;-)

Plant salie en muntsoorten naast de koolplanten, koolwitjes houden niet van de geur.

Zorg dat je geen kleinere of grotere monocultuur hebt van koolplanten. Combinatieteelt met veel soorten planten bij elkaar, brengt het koolwitje in verwarring.



Zorg voor sterke planten, hetzij zelf opgekweekt vanuit liefst biologisch zaaigoed, hetzij als jong, biologisch geteeld plantgoed. Ik heb het geluk gehad dat ik in mei biologische koolplantjes kon kopen.

Het meest haalbaar voor mijn piepkleine cultuurtjes lijkt me de combinatieteelt.
In mijn in het voorjaar aangelegde sleutelgattuintje doe ik dat al. Er staat citroenmelisse, salie, o.i.kers, een andijviesoort, snijbiet én een andere koolsoort: zeekool.
Opvallend is, dat het koolwitje de voorkeur heeft gegeven aan de palmkool boven de zeekool. (Zie hieronder de zeekool.)


Verderop in onze tuin staat,  verstopt tussen bessen en andere tuinplanten, een flinke plant van het eeuwig moes (zie hieronder). Ook deze blijft tot nu toe nagenoeg vrij van vraat. De plant is kennelijk moeilijk te vinden. Combinatieteelt lijkt dus te werken.



Samenvattend lijkt me het beste om te zorgen voor sterke planten, combinatieteelt toepassen met planten, die het koolwitje niet lekker vindt ruiken (salie, muntsoorten) , en eventueel een lok-koolplant erbij te zetten – een zwakkeling uit het tuincentrum bij voorbeeld ;-)

Het aardige van palmkool is, dat vanuit het hart snel nieuwe bladeren ontstaan. De kool herstelt zich vlot.


Voor meer diervriendelijke tips om het koolwitje bij te sturen houd ik me aanbevolen.