Al jaren kan ik het niet laten om tomaten in een grote pot op te
kweken.
Toen ik in de winter op zoek was naar zaden van lekkere,
ziektebestendige, zelftoppende buitentomaatjes kwam ik bij een
particuliere zaadverstrekker een wild tomaatje tegen, dat in een
akker was gevonden met een “nauwelijks in te tomen groei”, met
knikkergrote tomaatjes van een “variabele” smaak.
En zo zaaide ik, naast mijn eigen jarenlang verzamelde zaad van de
Siberian egg, een duiveneitomaatje en een tweetal pingpongsoorten ook
dit wilde tomaatje.
Dit warme, droge jaar is een uitstekend tomatenjaar, waarin
phytophthora nauwelijks kans krijgt.
Vanaf twee weken geleden kan ik dagelijks tomaten oogsten.
De wilde soort groeide met vele lange uitlopers, waaraan trosjes met
piepkleine tomaatjes, iets kleiner dan een kers.
Het moment was aangebroken om de eerste exemplaren te proeven. Ik at
drie tomaatjes: wat wrang, niet echt zoet of zuur, eerder licht
bitter. Al snel een irritante prikkeling in de keel, die pas na een
uur wegtrok. Mijn man at er ook een paar en had geen last.
Ik nam ze niet meer. Een paar dagen later at echtgenoot vóór de
maaltijd 10 van deze tomaatjes.
Toen we aan het dessert begonnen, zei hij zich niet zo lekker te
voelen. Dit hield een paar uur aan.
Googlen op solanine en tomatine in onrijpe tomaten leerde dat de
aanwezigheid van deze stoffen een bittere smaak geven en een brandend
gevoel in de mond.
Toen ik de omschrijving van het betreffende zaad bij de verstrekker
nog eens opzocht, bleek vermeld te staan; “vrij veel solanine en
tomatine (let dus op bij tomatenallergie)”.
Wij beiden zijn niet allergisch voor tomaten, maar hebben kennelijk
wel gereageerd op de genoemde giftige stoffen.
De conclusie: we hebben hier te maken met een zeer dicht bij de
oertomaat (uit de Andes) staand tomaatje, dat nog in rijpe vorm
solanine en tomatine bevat, bitter, om insectenvraat te weren.
Jaren en jaren van selectie, sorteren, kruisen hebben de ongewenste
eigenschappen van het Andestomaatje eruit gekweekt om een zoete, gifvrije vrucht te verkrijgen.
Op een niet meer te achterhalen manier heeft de natuur kans gezien op
een akker deze veredeling terug te draaien, waardoor een soort wild
oertomaatje is ontstaan.
Het blijft ontzettend leuk, om dit tomaatje zelf in potten te hebben
opgekweekt.
Net zoiets als de oeros terugfokken – nou ja, dat is even iets
anders ; - )
Bij dit oertomaatje moest ik steeds denken aan de oererwt, die de
hoofdpersoon in de roman “Wormmaan” wil terug kweken.
Dit boek, dit jaar bekroond met de Libris literatuurprijs als beste
literaire roman van het jaar, is geschreven door de biologe
Mariken Heitman. Prachtig van taal, met een originele invalshoek
verhaalt ze over een plantenveredelaar, die nadenkt over het
veredelen van planten richting de gewenste soort tegenover de maatschappelijke druk van het normeren en aanpassen van “gewenst”
mannelijk en vrouwelijk gedrag en dit in historisch perspectief. Een
plantenliefhebber doet tussen de bedrijven door nog informatie over
veredelen op.
Het opkweken van het wilde tomaatje was een leerzaam experiment - dat ik volgend jaar niet herhaal – waarbij we geen schadelijke, fysieke gevolgen opliepen.
Ik denk erover, de planten toch maar in de groene container te laten
eindigen, om uitzaai in de tuin te voorkomen.
Voor alle zekerheid heb ik de zaadleverancier wel per mail op de
hoogte gesteld.