dinsdag 29 juli 2014

Clematis vitalba: de meest vitale clematis, máár...


Op dit moment is het de hoogstvitale witte bosrank, die dominerend aanwezig is langs de noord en de zuidzijde van de tuin. Hij heet dan ook niet voor niets Clematis vitalba, ik beschreef hem al eerder. Eenmaal aangeslagen laat deze inheemse liaan zijn kracht zien: hij kan écht hele bomen en gebouwen aan.
Hier is hij in een minstens vijf meter hoge laurierkers (Prunus laurocerasus) gekropen, die hij nu voor een deel versiert met fijne witte, licht zoetgeurende bloemetjes en op parels lijkende knopjes.
En in het najaar en de winter blijft deze versiering intact door de glanzende zaadpluizen.

het witte rechtsboven: Clematis vitalba
In een wat grotere, natuurlijke tuin is hij op zijn plaats, wanneer je denkt, zijn vitaliteit aan te kunnen. Het is immers een bosrank.
Punt van aandacht is ook dat hij echte lianen maakt, die een doorsnede van wel 10 cm kunnen bereiken, dat zal dan na 15 tot 20 jaar zijn. Als zo'n liaan zich tussen je dakpannen gaat wringen, ben je niet blij.

haast 5 cm dikke lianen
Na een jaar of tien zijn de dikste lianen hier haast 5 cm dik. In de laurierkers kan hij niet zoveel kwaad en ik vind het wel bijzonder een echte liaan te kunnen huisvesten. Een eveneens bij de prunussen geplante hop, die ook al lianen kan vormen, blijft hier een beetje kwijnen.

Opmerkelijk blijft, dat men spreekt over de kalkbehoefte van de Clematis vitalba. Wij tuinieren op zurige veengrond...

Aan de zuidkant van de tuin overgroeit een tweede exemplaar de pergola. Mooi, maar achteraf had ik daar beter een wat rustiger klimmer kunnen neerzetten, want ik moet, om onze doortocht te kunnen waarborgen, in het groeiseizoen wel elke week met de snoeischaar bij hem langs.

Wanneer de bosrank je echt boven het hoofd is gegroeid, is er een eenvoudige oplossing: de hoofdtakken bij de grond doorknippen. Wat je te pakken krijgt van de omhooggegroeide lianen kan je proberen weg te trekken. Maar ik zou er de voorkeur aan geven deze door weer en wind te laten opruimen ;-)

Ik las nog dat de bosrank in het Engels ook wel "Old man's beard" wordt genoemd: ik moet dan denken aan de massa zaadpluizen in de winter.

zaadpluizen in november vorig jaar
Dat hij ook wel "Travellers Joy"wordt genoemd, kan ik, wanneer ik me verplaats in rugzakreizigers door ruige bossen, slechts ironisch opvatten. Zelf ben ik ook al eens haast in zo'n liaankabeltje blijven hangen...

woensdag 16 juli 2014

Fluweelhortensia (Hydrangea aspera) en schijnbloemen.


Een niet zo bekende, maar zeer aparte hortensia is de grootbladige, forse Hydrangea aspera. Met zijn fluweelachtige, zachtbehaarde blad en de forse groei - soms 2 tot 3 meter hoog - behoort hij tot de planten met een jungle-achtige uitstraling.


Hoewel ik er al eerder over schreef, kan ik het niet nalaten hem nogmaals te tonen. Maar nu met een accent op de bijzondere bloemen. Je ziet het bij meer hortensia's: de randbloemen, die hier wit zijn, blijken onvruchtbare (steriele) schijnbloemen te zijn. Ze dienen slechts om insecten te lokken die dán pas oog krijgen voor de talloze kleine vruchtbare, (fertiele) bloemetjes binnenin, die dus wél voorzien zijn van een stamper en meeldraden. Het is op onderstaande foto duidelijk te zien. 


Fascinerend foefje van de natuur, die schijnbloemen.
Een Hortensia aspera wil graag een beschutte plek in schaduw of halfschaduw op niet te droge, humusrijke grond. Er zijn verschillende variëteiten, met iets ander blad en variatie in de paarstinten, van donker tot helder tot zeer licht.


Zoek ze het liefst bij een gespecialiseerde kweker.
Ik heb nu een drietal planten op verschillende plaatsen, ze doen het goed en ze behoren tot mijn absolute favorieten.

dinsdag 8 juli 2014

De gewone teunisbloem is toch zo bijzonder.


Toen ik in het vorige najaar een aantal rozetten van de gewone teunisbloem naast het paadje zag, was ik blij. Het betekende dat ik deze zomer weer bloeiende teunisbloemen zou hebben.
De gewone teunisbloem (Oenothera biennis) is tweejarig, in het eerste jaar vormt zich het rozet dicht bij de grond en in het tweede jaar strekt de plant zich uit tot zo'n anderhalve meter hoogte en komt in bloei. Er zijn ook kweekvormen, maar de meest aantrekkelijke blijft voor mij de wilde vorm, die overigens niet door iedereen als tuinplant wordt beschouwd... 


De teunisbloem, ook wel nachtkaars genoemd is een avondbloeier. Als de plant vanaf midden juni, begin juli in bloei gaat komen, zie je elke avond een aantal bloemen zich in korte tijd ontrollen; verscheidene per avond. Je kunt erbij gaan zitten en het proces observeren: een mooie ervaring. 



De subtiele vrij grote bloemen zijn zachtgeel en geuren delicaat. Ze trekken insecten aan, die in de avond vliegen. Overdag verleppen de bloemen snel en 's avonds voltrekt zich het hele proces weer.
Dit kan weken zo doorgaan, één plant kan honderden bloemen voortbrengen.


De teunisbloem kan soms manshoog worden, houdt van zon en zaait zich vooral uit in verstoorde, braakliggende grond. Je ziet ze veel in zonnige bermen, op braakliggende landjes en langs de zonkant van mijn smalle paadje in de tuin, waar ik wel eens een of ander plantje uittrek om het pad vrij te houden.
De plant komt oorspronkelijk uit Noord Amerika, in de 17e eeuw is hij naar Europa gebracht om in een botanische tuin in Italië te worden opgekweekt. Men gebruikt(e) hem voor de medicinale eigenschappen, de plant is eetbaar. Daar is elders veel over te vinden, maar wat ik het leukst vond om te onthouden was een verhaal over de oorsprong van de officiële naam Oenothera biennis.
Oeno is afgeleid van een Grieks woord, dat wijn betekent. De wortels van de plant werden bereid als een soort borrelhapje bij de wijn, dat de smullers zou aanzetten tot het drinken van nog meer wijn. De drinkers werden er vrolijk van en "de dieren mak".
Dat herken ik trouwens wel, dat op heerlijke zomeravonden een lekker hapje je aan kan zetten tot het drinken van nog meer wijn...



woensdag 2 juli 2014

Maandelijks hetzelfde kleine stukje tuin gespot: juli.


Maandelijks wordt hetzelfde kleine stukje tuin gevolgd. Zie hier het overzicht vanaf januari.
De papavers zijn al een tijdje uitgebloeid, de zaaddozen zijn zichtbaar. Rechtsachter, een etage dieper, zie je het kaasjeskruid en links ervan een stel zeer lichtrose, hoge astilbes, die nog een etage lager staan.
Wat vooral opvalt is het mooie vedergras aan de rechterkant, Stipa tenuissima, voor mij één van de mooiste siergrassen voor een vrij zonnige plek. Het gras, waar ik eerder over schreef, is zowel zomers als 's winters aantrekkelijk.
En verder is raakt de groene weelde nu langzaamaan verweven met uitgebloeide planten, die wat gelig worden en zaad gaan zetten. Ook dit hoort erbij.
De tuingeraniums, waarvan op de bovenste helft van de foto nog veel in bloei te zien is, lopen wat terug en vallen om. Het kan, dat ik er een stel terugknip om ze tot een tweede bloei te verleiden.
Alhoewel ik nooit weet, of je met deze methode een plant toch te veel plaagt en verzwakt.
Tot slot nog het muisjesperspectief, met links de uitgebloeide papavers en rechts de cypresachtige bladvormen van de de cipreswolfsmelk (Euphorbia cyparissias) met wat zaadvorming. 


Meer micro-zicht-foto's vind je bij De Zandeikde Fruitberg  en de Biodiverse.