woensdag 30 december 2020

Paardenbloempluis en vol goede moed naar 2021.

 


Een natte pluis die er maar niet in slaagt weg te komen.

Om vrij te zweven op de wind, weer te landen, en vrucht te dragen. Creatief te zijn.


Zoals die pluis voelde ik me het afgelopen jaar.


De hoop is gevestigd op 2021.


Zonder  vrees meer vrijheid. Je wieken weer kunnen uitslaan. Geen “gepaste” afstand meer tot je naasten.

Mocht het toch anders uitpakken, dan rest ons troost te zoeken en toeverlaat.

Net als tot nu toe: in wat moois, wat liefs, wat lekkers, al is het nog zo klein.

In de tuin, in de natuur.

Ik wens jullie een goed en vooral gezond 2021 toe en een heerlijk tuinjaar.


maandag 21 december 2020

Al mijn lezers wens ik goede kerstdagen toe.

 Voor de meesten van ons zullen deze dagen anders zijn dan vorige jaren.

Veel minder of helemaal geen bezoek van of aan familie of vrienden.

Voor ons geldt: helemaal geen bezoek.

Traditiegetrouw logeren onze dochter met echtgenoot en de beide pubers hier.

Corona heerste op de school van de kleinkinderen.

We zouden elkaar al ontmoeten op een “strenge” manier: wij in de achterkamer en zij in de aangebouwde serre. Dat is ruim op afstand en buitenom zijn alle bewegingen van “personen en etenswaren” goed mogelijk. Het ging op deze manier in de zomermaanden uitstekend.

Maar… met het oprukkende virus leek ons een ontmoeting onverstandig, het gaat niet door.

Jammer, en het enige voordeel is dat ik niet hoef op te ruimen en na te denken over het eten enzo.

Het is saai, al zullen wel iets doen, ook met onze zoon en zijn gezin, via Ipad en Facetime: wat een gedoe eigenlijk.

Echtgenoot en ikzelf zullen onszelf wel vermaken, dat is voor ons huismussen nooit een probleem.

Maar toch.

Voeding genoeg deze dagen voor tobbers: van de recente nieuwsberichten over muterende virussen word je bepaald niet blij.

Maar hier in huis woont een stel, dat van niets weet.

En toch zitten ze altijd in quarantaine, ze lopen nooit vrij buiten en kunnen niet geaaid worden door ongewassen handjes.

Mondkapjes hoeven ze niet op en afstand houden is er niet bij.

De bofferds.





 

maandag 30 november 2020

November had nog kleur.

 

Op zonnige dagen kon je de afgelopen dagen nog genieten van mooi oplichtende herfsttinten.

Een wandeling door onze tuin leverde zo nog een aantal mooie plaatjes op.

Morgen, 1 december begint de meteorologische winter en pas vanaf 1 maart mogen we weer van voorjaar spreken.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik tegen de winter op zie. Het gebrek aan fysiek contact met familie en vrienden, de voortdurende beperking die je jezelf moet opleggen ter wille van je gezondheid: zou er in het begin van de lente uitzicht zijn op soelaas?

Velen zullen zich die vraag stellen. Ikzelf – behorend tot de risicogroep – zal in elk geval niet aarzelen om me te laten vaccineren.

De bijwerkingen van niet vaccineren lijken me mogelijk groter.

Maar nu de blik gericht op de schoonheid van de late herfst.

Hoe mooi kleuren de resten van het St. Janskruid tegen de uitgebloeide stengels van het koninginnenkruid: 

 

En als solitair het prachtige siergras Molinia aurundinacea “Transparent”: 

 

De metershoge laurierkers wordt overdekt met de decoratieve zaadpluizen van de wilde clematis, de Clematis vitalba: 

 

De larix, die anderhalf jaar geleden te groot werd voor zijn pot, heb ik de vrije hand gegeven in de grond. Niet eens beseffend, dat ik de mooie herfstverkleuring vanuit het keukenraam zou kunnen zien: 

 


Bij de sloot had ik vorig voorjaar een aantal beukjes geplant als haagje (ook al uit pot, het waren zaailingen van de grote rode beuk voor het huis): 

 

En tenslotte de in het voorjaar gezaaide palmkool in potten. Eindelijk is het blad mooi gaaf, nu de slakken in winterrust zijn gegaan. Ik heb een stuk of vijf exemplaren, waarvan ik de komende tijd selectief wat blad kan gaan plukken voor een lekkere stamppot: 


 



 

donderdag 22 oktober 2020

Het diepste roodste rood.

 


Al jaren ben ik gefascineerd door de kleur rood, maar dan het diepste, roodste rood.

Geen zweem van paars, niet neigend naar oranje; vooral niet te licht - dan liever nog iets te donker.

Het ultieme, diepste rood dus.

De afgelopen week zag ik dit rood toen het zonlicht door een groepje van mijn mooiste Persicaria’s scheen ( het gaat hier om een variëteit van de Persicaria amplexicaulis, hoogstwaarschijnlijk de “J.S. Calor”)



Het vreemde is dat ik maar heel weinig rode bloemen in mijn tuin verdraag.

Het meest wordt het diepe rood in het voorjaar nog benaderd door een camellia



en in de zomer door een crocosmia.



Eigenlijk vind ik de rode camelia in het voorjaar al té, ik zie liever de roomwitte variëteit.

Tussen het groen mag bij mij het rood slechts een bescheiden accent geven, net zoals geel en helderblauw.

Alle persicaria’s hebben dat terughoudende: zelfs in een grote hoeveelheid blijft de kleur van de bloeiwijzen bescheiden. Ik hou van deze planten.



Rood is opwekkend, activerend en vitaliserend. Het vrolijkt ons op en dat hebben we nodig in dit jaargetijde en zeker in coronatijd.



De rode (en gele) herfstkleuren vind ik prachtig, maar ik beleef het zien ervan niet als opwekkend.

Een zachte melancholie komt over mij, een lichte treurnis over het verlies van de zomer en de komst van de wintertijd.

In 2014 maakte ik een aantal vrij grote rode schilderijen met de bedoeling om het diepste rode rood te benaderen. Ik raakte toen zeer geïnspireerd door een bezoek aan de tentoonstelling van schilderijen van Rothko in het Gemeentemuseum van Den Haag, misschien wel de mooiste tentoonstelling die ik ooit heb gezien.

Ik wilde het rood opbouwen met transparante roodtinten, zoals de zon transparantie geeft aan een bloem in het tegenlicht van de late namiddag.

De serie rode schilderijen:



Ik denk erover om in deze voor ons toch prikkelarme “gedeeltelijke lockdown” weken – hoe lang gaat deze ellende nog duren – mijzelf te vitaliseren door het mooiste schilderij van die serie nu eindelijk eens boven de bank te hangen.



Waarbij het natuurlijk niet de bedoeling is dat ik dan compleet OVERprikkeld raak door dat overweldigende rood...

De Persicaria zal binnenkort na de eerste nachtvorsten zeker geheel down gaan.






woensdag 9 september 2020

Iedereen gun ik een Lieveling.

 


En de kans dat je de Lieveling (Timandra comae) treft is vrij groot. Ik spotte hem / haar vanmorgen in het buitenhalletje naast de voordeur.

Ik vond het zo'n mooi vlindertje: dat licht beige met die fijne rode lijntjes.Toen de app Obsidentify op mijn mobiel het beestje met 100% zekerheid identificeerde als Lieveling (Timandra comae) vond ik dat een mooi begin van de dag.

Het is een veel voorkomende dagactieve nachtvlinder, zoals men dat zo mooi zegt, die vliegt van eind mei tot half september. De vleugelspanwijdte is ongeveer 3 cm.

Toevallig heb ik ook een lieveling in huis met een grotere spanwijdte, maar desondanks: wat een schoonheid, dit vlindertje!





maandag 7 september 2020

“Die zou ik er uitgetrokken hebben”: de karmozijnbes.

Dat zei een vriend tegen mij aan het begin van de zomer, toen de karmozijnbes (Phytolacca esculenta) bij mij volop in bloei stond. Begin juli:


Begin augustus:

Hij beschouwt, zoals vele tuinliefhebbers, de karmozijnbes als een zeer hinderlijk onkruid, dat zich rijkelijk uitzaait en ook nog eens giftig is.

Maar ik vind het een boeiende plant, een beetje een oerplant met die grote bladeren, de bloemen en de donkerrode bessen in de herfst, waar de merels dol op zijn. Volgende foto's begin september:


Hij staat naast de compostplaats op de hoek van mijn bospaadje, hij doorstond glansrijk de droogte (de plant heeft diepgaande penwortels) en hij is wel twee meter hoog en anderhalve meter in omtrek:

Die ga ik er echt niet uitrukken!

Máár: zaailingen, die ik tegenkom, gaan er wel uit. In mijn wilde tuin passen hoogstens twee of drie hoge karmozijnbes-planten, en ik heb achter de schuur nog één gezien.

Omdat de grond hier nagenoeg geheel bedekt is met groen, krijgen zaden van ongewenste planten nauwelijks de kans om te ontkiemen, ik heb het dus niet druk met wieden.

Bessen van mijn karmozijnbes:


Ik heb de oosterse karmozijnbes, er bestaat ook een westerse ( Phytolacca americana), die meer hangende trossen gladdere bessen heeft.

Zeer uitgebreidere informatie over deze plant vind je bij onze medeblogster Anne Tanne. Bij haar ga ik altijd te rade bij het zoeken van betrouwbare informatie over kruiden.





zaterdag 22 augustus 2020

Hoogzomer in mijn wilde tuin.

 

In augustus is de weelde van groen en bloesem wel op z’n mooist.


Het stukje nieuw aangeplant bos voor de schermen groeit me al behoorlijk boven het hoofd, de schermen zijn op een klein gedeelte na overgroeid met klimop, wilde wingerd en hop, de grond is er volledig begroeid: je ziet niets meer van het slagveld van maart vorig jaar.






Ik verbaas me enorm over de groeikracht van het aangeplante materiaal: o.a. sporkehout, veldesdoorn, noorse esdoorn, wilg, vlier. Ondanks de droogte groeit het uitstekend. Gesproeid heb ik slechts wekelijks gedurende de vorige zomer, na de aanplant. Voor de volledigheid: de tuin ligt op een veenpakket.

Achter de schermen:


Langs de zwarte vlier:


Vanaf de schuur de tuin richting noordzijde:


Wat dichter bij de vijver:




Een blik op de metershoge en brede Clematis vitalba in volle bloei:


Rechtsaf bij de Clematis vitalba naar het stuk tuin aan de noordzijde van het huis:


Een laatste blik op de Metasequoia aan de westzijde van het huis:


Gelukkig gaat de temperatuur terug naar normale waarden. Een hittegolf van haast 14 dagen is voor de meeste mensen, dieren en planten niet te doen.

Alle lust om ook maar een pink op te tillen in en om huis was uit mij verdwenen.

Ik heb dan ook wat achterstallig onderhoud weg te werken.

Een aantal planten in de tuin zien er nu bepaald minder florrisant uit dan een paar weken geleden: de meeste foto’s zijn dan ook van vóór of net na het begin van de hittegolf.



vrijdag 10 juli 2020

Oud is mijn vlinderstruik, maar nog lang niet dood.



In november 2014 schreef ik over mijn oude vlinderstruik (Buddleja davidii) , waarvan het onderstel volledig vermolmd en verrot was. Ik was ervan overtuigd dat ik deze minstens 15 jaar oude struik moest opgeven.
In het voorjaar van 2015 bleken er toch nog levende takken om de dode stobbe heen te staan, en onze hovenier raadde aan deze met beleid te snoeien om de struik nog een kans te geven.
En die kans nám deze vlinderstruik; kijk eens op de foto’s bovenaan en hieronder – nu 5 ½ jaar later – wát een pracht en praal. Minstens 20 jaar oud is deze vlinderstruik nu.



Krachtige nieuwe takken rondom de dode stobbe ( zie hieronder) vormden een grote, vitale struik van minstens drie meter hoog. 


Snoeien doe ik deze nauwelijks meer, de laatste drie jaar helemaal niet. Ook de uitgebloeide bloemen bleven gewoon zitten.
Na de stormcrashes van 2018 en 2019 in de tuin heb ik een soort snoeitrauma opgelopen, zodat ik zaag en snoeimes slechts met grote terughoudendheid hanteer.

Diepe snoei van een struik of boom, zeker als deze wat ouder is, brengt altijd een stevige verwonding toe en samen met ongunstige omstandigheden( vroege of late vorst, droogte) kan het de genadeklap zijn. Zo heb ik een mooie, rijkbloeiende oude boerenjasmijn verloren en mijn dierbare Metasequoia aan de noordkant van het huis. Aan de laatste zal ik nog eens een blog wijden.

Misschien komen de (veelal overdreven) snoeiadviezen voor struiken en bomen door het feit, dat de meeste tuinen betrekkelijk klein zijn, en men daarom struiken en bomen klein wil houden.
Bij de vlinderstruik wordt gezegd, dat de bloemen kleiner gaan worden, als je niet snoeit.
Bij mijn ongeveer 20 jaar oude struik lijken de bloemen nu wel groter dan ooit.


Hetzelfde geldt voor een zes jaar oud jonger exemplaar, een zaailing: 


Ook deze heb ik minimaal gesnoeid. Je ziet dan de weelde van de vlinderstruik, zoals je ze in de Pyreneeën tegenkomt: zo zijn vlinderstruiken kennelijk bedoeld!


Maar de vlinders: waar zijn ze dit jaar? Ik zie slechts een stuk of drie koolwitjes, op weg naar mijn palmkool en mijn eeuwig moes. Als de zon schijnt een zelfde hoeveelheid atalanta’s.
Bedroevend weinig vlinders, vorig jaar waren er meer. ( zie N.B. onderaan)
Wat is er aan de hand? Ons dorp ligt tussen bouwland en hooiland in, waarop geregeld vloeibare mest uit de gierkelders vanuit tankwagens wordt verspreid. Zou dat een reden zijn?
Gelukkig is de insectenrijkdom in de tuin vrij groot. Als het zonnig weer is zoemt er van alles om je heen aan bijtjes, hommels, zweefvliegen, sluipwespen, juffertjes enz.

Hopelijk doet de vlinderstruik toch spoedig zijn naam weer eer aan: de zomer is nog niet voorbij.

N.B. Een dag later ging de zon weer schijnen, waarna minstens 20 vlinders door de tuin dartelden: veel atalanta's, dagpauwogen, koolwitjes, een enkele gehakkelde aurelia en een blauwtje.  Met andere woorden: vlinders houden niet van bewolkt weer met wind en regen en dat kon ik weten ;-)

dinsdag 16 juni 2020

Fascinerend zwart blad: twee vlieren en een grasje.


Enkele planten met nagenoeg zwart blad kunnen in een tuin een fascinerend accent geven.
Van écht zwart kun je, waar het een plant betreft, meestal niet spreken. Het gaat meestal over zeer donkerpaars. Ook het streven naar de beroemde zwarte tulp leverde in het beste geval een zeer donkerpaarse bloem op.

Er bestaan twee soorten vlier met zeer donker blad. Beiden heb ik in de tuin.
(hierboven staat de Sambucus nigra “Black Beauty”)
Ik schafte ze al vijf jaar geleden aan, maar zette ze op een té schaduwrijke plaats, waar het blad ook niet goed op kleur kwam.

Toen ik na de stormschades van 2018 / 2019 meer zonnige plekken kreeg, was het mogelijk de kwijnende, nauwelijks groeiende vlierstruikjes te herplanten.
De mooiste van de twee is wel de fijnbladige Sambucus nigra “Black Lace”, die schitterende roze bloemen maakt. 


Deze is op de plek van de oude composthoop geplant in een hoek van de tuin waarop ik vanuit het keukenraam zicht heb.


Dagelijks geniet ik nu van de al flink gegroeide struik, die langduriger bloeit dan mijn “gewone” vlier vlak bij ons noordraam, deze is al uitgebloeid.

De andere soort is de Sambucus nigra “Black Beauty”, met wat grover en zeer donker blad. 


Deze heb ik bij de sloot gezet, waar hij minder snel is gegroeid (droogte), maar inmiddels ook schitterend roze bloemschermen maakt. 


De sloot staat vrijwel droog en de struik heeft vorig jaar slechts enkele malen een watergift van mij gehad.
Beide soorten geven eetbare bloemen en vruchten.

Tenslotte ontkom ik er niet aan hier nog een zwart grasje te tonen: de Ophiopogon planiscapus “Niger”. Het staat al jaren bij mij in een pot op een schaduwrijke plaats en benadert het zwart maximaal.


Ik kan mij voorstellen dat met deze en/of andere bovenstaande zwarte planten heel geraffineerde en fascinerende combinaties te bedenken zijn.