zondag 29 september 2013

Dat gouden licht.


Deze zonnige dagen van eind september / begin oktober worden gekenmerkt door dat bijzondere, gouden licht. Het zonlicht valt wat lager in, vormt lange schaduwen, waardoor het contrast groter wordt. Met de diepblauwe hemel erboven is het buiten een visueel feest.
Hierboven zie je de doodgewone goudsbloem, de Calendula officinalis, die bij ons aan de zuidkant van het huis staat, om zo veel mogelijk van de zon te profiteren.


In hetzelfde zuidelijke tuintje staat ook de haast manshoge topimamboer, de Helianthus tuberosus, een knolvormende zonnebloemvariëteit, die alleen in gunstige omstandigheden tegen de herfst pas gaat bloeien. Deze zomer was natuurlijk ideaal voor deze plant, die eetbare knollen heeft, die je na de eerste nachtvorst kunt oogsten.
Ik heb de knollen in het voorjaar van een vriend gekregen, en ik lees dat de plant behoorlijk kan gaan woekeren. Ik hou hem wel in bedwang, en ben benieuwd naar de smaak van de knollen.

Eigenlijk heb ik in de rest van de tuin geen knalgeel en geen knalrood. Op een enkele dissident na, die ik tolereer als accent. Hoewel ik toch erg van deze vrolijke kleuren hou, in schilderijen bijvoorbeeld, vind ik ze te opdringerig. Maar aan de zuidkant mag het en daar geniet ik er ook van.

dinsdag 24 september 2013

In het bos zijn de wilde dieren: nachtploegers.


De laatste weken hebben we veel in de bossen op de Veluwe gewandeld. En daar zijn wilde dieren.
Om ze te zien moet je 's morgens heel vroeg je bed uit of 's avonds in de schemering een geschikte plek opzoeken. We waren te lui daarvoor, maar wat we wel zagen waren de sporen van wilde zwijnen, die in de nachtelijke uren aan het wroeten waren geweest om wat eetbaars te vinden.
Dat is niet een béétje wroeten, maar dat mag je haast ploegen noemen. De bosgrond wordt tot op de blote aarde omgewoeld, het ziet er uit als een ravage. Toch geeft deze activiteit zaden de gelegenheid te kiemen op de losgewoelde grond, waardoor een grotere biodiversiteit ontstaat. 


Maar omwonende boeren en tuineigenaren zijn niet zo blij met de wroeters.
Het grote omploegen zagen we trouwens ook in de middenbermen van doorgaande wegen. Dat betekent dat het rijden op deze wegen in nacht en schemering niet zonder risico op aanrijdingen is.
Het is dus wel voorstelbaar, dat een relatief té grote zwijnenpopulatie een té grote belasting vormt voor een te klein oppervlak. In gebieden op en rond de Veluwe was dat een paar jaar geleden het geval. Er vind dan afschot plaats.
Dat kan je betreuren, maar wilde varkens kunnen zich behoorlijk snel voortplanten en hebben nauwelijks natuurlijke vijanden.
Als je in het bos loopt hoef je trouwens niet bang te zijn voor deze dieren. Ze zullen mensen mijden en zijn hoogstens agressief als ze jongen hebben en zich bedreigd voelen. Dat is vanaf februari tot in de zomer.

De foto van het wilde zwijn hierboven is niet in de afgelopen weken gemaakt, maar al een aantal jaren eerder in een groot bospark in de Eiffel.
Ik heb trouwens een zwak voor varkens. De varkens, waar we karbonaadjes van maken, zijn gedomesticeerde verre nakomelingen van de wilde zwijnen. Van oudsher heeft genenuitwisseling plaatsgevonden tussen de verwante dieren.
Varkens zijn intelligenter dan we denken en willen weten. Ze behoren – samen met de kippen wellicht – tot de meest tot louter voedingsproduct gereduceerde dieren in de westerse wereld. Als we die grote veewagens passeren, volgestouwd met varkens, met de wroetsnoetjes snuivend uit de luchtgaten voel ik me onbehaaglijk, hoewel ik vegetariër ben.

Ik heb jaren lang vergeefs hangbuikzwijntjes op mijn verlanglijstje gezet, die vind ik gewoon hartveroverend. Maar dan heb je natuurlijk een landje nodig en niet een iets groter uitgevallen tuin, zoals wij hebben. De biodiversiteit, die deze omwoelers hier zouden aanbrengen: ik denk dat ik daar niet blij mee zou zijn...
Maar mocht je een goede natuurlijke ploeg nodig hebben: lease een paar zwijnen.



vrijdag 6 september 2013

Mierenpastorale.


Op mijn mooie Oost-Indische kers spelen zich boeiende taferelen af.
De plant in een hoge bak begon ineens een beetje te kwijnen. Toen ik wat beter keek zag ik dat zich er complete kolonies zwarte luizen hadden gevestigd, die zich tegoed deden aan de sappen van de plant terwijl ze een kleverig goedje uitscheidden. 




Toen ik nóg beter keek bleek er een regelrecht mierenstraatje te lopen vanaf de bak naar de grond, waar zich tussen de tegels een opening bevindt naar een mierennest.
Met andere woorden: deze mieren zijn de hoeders van de kudde luizen. Je mag hier dus wel spreken van het herdersleven van de mieren: een mierenpastorale


De mieren zuigen de zoete afscheiding van de luizen op. Ze verzorgen hun kudde en je ziet ze heen en weer lopen naar het nest.
Ik vind zulke waarnemingen altijd heel erg leuk. Ik heb eigenlijk een zwak voor mieren - als ze me maar niet steken, want daar krijg ik flinke bulten van.
Als kind heb ik wel eens een nest overgebracht in een simpel van gips gemaakt formicarium. Sindsdien heb ik grote bewondering voor hun ingenieuze nesten en hun sociale leven.
Ik verdelg dan ook geen mierennesten, waarom zou ik? De mieren komen hier niet binnen. Ik heb wel eens een rijtje met gekneusde teentjes knoflook langs de deurpost neergelegd of watjes met tea tree oil: ik had het idee dat het hielp. Ook effectief bij de ingang van je tent: het weert ook andere insecten af.
Maar, het is wel een beetje jammer van de Oost-indische kers, die wellicht tóch niet zo'n goede plaats had. Ik oogst de zaden en ga volgend jaar experimenteren met een andere plek.

maandag 2 september 2013

Op het eerste gezicht: september 2013.


En daar gaan we weer met een aantal vasthoudende medetuinbloggers: elke maand hetzelfde stukje tuin op de foto zetten. Om zo door het jaar heen de kleine of grotere verschillen te kunnen waarnemen. Wat nu opvalt, is het mooie, lager invallende zonlicht, dat door de beplanting heenspeelt.
Die bijzondere transparantie, die daardoor optreedt. De charme van de late zomer en de beginnende herfst. Het licht wordt wat goudachtig.
Rechts boven het midden zien we de nog bloeiende vlinderstruik, links in het midden een nog schitterend bloeiende kattenstaart (Lythrum salicaria).


Ik heb in tuinen meer nog schitterend bloeiende exemplaren gezien. Mijn wilde kattenstaart achteraan de vijver is al enige weken nagenoeg uitgebloeid. Ik vermoed dat het cultuurvarianten zijn, die nu zo pronken. Ik weet wel dat dit exemplaar van een kwekerij afkomstig is.
Hij wordt royaal bezocht door vlinders, vooral door koolwitjes.



We gaan nog genieten van de mooie septembermaand. Er lijkt nog een mooie periode aan te komen. We krijgen wat vochtiger en neveliger omstandigheden, we zien die mooie bedauwde pakketjes spinnenweb in gras en op hegjes, we lopen met onze snuiten door de webjes, die volijverig door de spinnen gespannen zijn over onze paden... Het heeft wel wat.

Tot slot nog inzoomen op het clubje bonsai-achtigen van de bovenste foto, waar ik zo graag naar mag kijken.