zaterdag 30 mei 2015

Geen warmte? Dan maar bloesem kijken.


Als we dan geen warmte hebben, dan maar mooie stukjes tuin fotograferen.

Sinds 1991 hebben we geen meimaand meer gehad met zo weinig warme dagen als die van 2015. Slechts één warme dag hadden we: op 11 mei. Het was redelijk vaak zonnig, maar de temperatuur kwam hier in zuid-oost Friesland meestal niet boven de 14 graden uit.
Zojuist, iets voor 11 uur, tijdens een bui, lag de temperatuur op 7,8 graden. Vanmorgen vroeg was er een stevige hagelbui en op het moment, dat ik dit schrijf, onweert het. Het lijkt herfst; over twee dagen is het juni.
Dat is toch triest. Gisterenavond kreeg ik de neiging in plaats van één, twee kruiken mee naar bed te nemen ;-)
Pas aan het eind van de komende week lijkt de temperatuur zich te gaan herstellen.

Maar de natuur trekt zich daar niet zoveel van aan, in de tuin is het schitterend. Vanuit de bovenste foto ga ik wat inzoomen. In het midden van de foto komt een groepje alliums in bloei. 


Omdat de alliums daar in voorgaande jaren steeds snel verdwenen, heb ik gekozen voor één van de weinige soorten, die schaduw verdragen. Door de groter wordende Metasequoia vangt dit stukje tuin steeds minder zon. Het gaat hier om de Allium decipiens, de bollen kun je in het najaar planten. 


Op dit moment wordt de tuin hier gedomineerd door de metershoge, bloeiende rododendron (ook op de bovenste foto linksboven nog net te zien), die naar schatting tussen de dertig en veertig jaar oud is. 

Dat is elk jaar een groot feest. Je snapt wel dat ik lach om adviezen om na de bloei de oude bloemen en ev. verdroogde knoppen eruit te halen...
Wat zijn die bloemen toch prachtig.


zaterdag 23 mei 2015

Twee mooie wintergroene varens.


Eén van de varens in onze tuin, die elke dag weer mijn aandacht trekt, is een cultivar van de zachte naaldvaren: de Polystichum setiferum 'Herrenhausen'.


Hij groeit voor het derde jaar in halfschaduw, blijft 's winters groen en rolt zijn nieuwe blad in de meimaand weer prachtig uit:



Vorig jaar zag ik dat op twee bladeren, die de grond raakten, zich kleine, jonge varentjes vormden.
Dat was een echte verrassing: het ziet er naar uit dat ik na verloop van tijd jonge varentjes kan gaan uitplanten. Zie hieronder:


Verderop ontwikkelt de eveneens wintergroene Dryopteris atrata zich spectaculair. Moest ik vorig jaar nog zoeken naar zijn kenmerk: de nieuwe bladeren die zich uitrollen in de vorm van olifantsslurfjes, dit jaar gaat hij pas goed los. Hij komt op heuphoogte en de breedte is haast anderhalve meter. Geen plant dus voor een kleine tuin.






 

Varens behoren tot de meest primitieve plantensoorten, naast o.a. mossen, paardenstaarten en wolfsklauwen.
Ik koester varens daarom in de tuin.

woensdag 13 mei 2015

De schijnpapaver als favoriet van de maand mei.


De plant van de maand mei is voor mij zonder twijfel de oranje schijnpapaver (Meconopsis cambrica). Een papavertje, dat zich, wanneer het zich eenmaal in je tuin gevestigd heeft, royaal uitzaait en elk jaar weer terugkeert met vrolijke, zacht oranjegele bloemen: dit is meivreugde. 


En, zelfs ná mei blijft de plant op diverse plaatsen nog bloemen geven.
Mijn voorkeur gaat uit naar de zachtoranje variëteit, maar er is ook een gele, ook daarvan zijn er enkele in onze tuin verschenen.
De plant is vrijwel tegelijkertijd in bloei gekomen met de witte Allium triquetrum, ook wel driekantig look genoemd vanwege de driekantige stelen.  


Samen met het knikkend parelgras (Melica nutans) en de lichtgele cypreswolfsmelk ( Euphorbia cyparissias 'fens ruby' - hierboven rechtsonder- en midden) heb ik een prachtig veldje planten gekregen.

schijnpapaver met driekantig look en knikkend parelgras
Nu weet ik dat er mensen zijn, die alle genoemde planten als ongewenste woekeraars beschouwen, omdat ze zich niet strikt houden aan afgebakende grenzen. 


Tja, dat zal ik nooit begrijpen: wat een schoonheid krijg je aangeboden als je het toeval toelaat in je tuin.
Voor meer favorieten van de maand zie Natuurlijk-Rijk .

zaterdag 9 mei 2015

Wie ondergraaft mijn slow-composthoop?


Tot mijn grote verbazing werd mijn compostbergje van onderuit ondergraven. Welk groot beest zou kans zien dat op deze manier voor elkaar te krijgen?
Nu luidt het voorschrift dat compost zo nu en dan moet worden omgezet: kennelijk wordt dat vanuit de natuur voor mij geregeld.
Op een dag betrapte ik de dader: de vrouwtjesmerel was zeer druk doende wormen uit de onderkant van de hoop te pikken en wierp daartoe alle materiaal dat niets opleverde met kracht ter zijde. Er was al een flinke holte ontstaan.


De merel dacht er niet aan om voor mij op de vlucht te gaan. De merels in de tuin komen geregeld op een meter afstand van mij, zo van: dat wezen hoort ook in deze tuin. Ik kreeg dus de kans haar activiteiten op de foto te zetten.


Maar deze wormen zijn mijn voornaamste hulpjes in het maken van de compost. Die kan ik natuurlijk niet missen. Ik heb het de merel dus maar wat moeilijker gemaakt. 


Overigens is mijn manier van composteren sinds jaar en dag een superluie variant.
Ik begin al mijn groenten- en fruitafval tot een hoogte van zo'n 20 cm op te bouwen. Dan strooi ik er een beetje kalk overheen en wat koemestkorrels. Eventueel een beetje tuingrond. En dan weer verder tot ik op een hoogte van ongeveer een meter ben. Tenslotte gaat er weer wat grond overheen. Dit duurt hier in ons tweepersoonshuishouden ongeveer een half jaar.
Dan begin ik aan de andere kant van het vat.
Als die kant weer opgebouwd is heb ik aan de andere kant zwarte compost.
Het is de slow-compost methode, waarbij zich weinig warmte in de hoop ontwikkelt. Onkruidzaden en ziektekiemen zullen dus niet aangepakt worden door een hoge temperatuur.
Daarom ben ik streng in wat ik composteer: geen zieke planten of "onkruid" dat al zaden bevat. Ook geen resten van gekochte snijbloemen: die beschouw ik als chemisch afval...
De composthoop ligt in de schaduw, ik besteed er verder niet te veel aandacht aan: het stinkt nooit.
De ruwe compost is in het voorjaar prima spul om op bepaalde plaatsen de bodem te verrijken.

In het boek over bodemmicrobiologie las ik dat ook de pootjes van de vogels waardevolle bacteriën overbrengen. Ach, meestal doet de natuur het meeste werk voor ons.

zaterdag 2 mei 2015

Voorjaar's lief en leed.


Als ik nu een blogpost wil maken, kan ik haast niet kiezen waar ik het over zal hebben. Er komt zoveel op in de tuin, zo veel moois, zo veel bijzonders, elke dag weer wat nieuws.
De meimaand is misschien wel de mooiste maand van het jaar, ze overstelpt ons met weelde en optimisme.

Eerst maar wat tulpjes: die schitterende, jarenlang steeds weer terugkerende oranjerode Tulipa "little princess". Zie bovenaan. Ze openen alleen dán hun bloemblaadjes als de zon ze beschijnt.

Tulipa "little princess"

Daarnaast de tere Tulipa tarda, ook weer zo'n botanisch tulpje, die met geluk ieder jaar weer terugkeert. 

Tulipa tarda

De botanische tulpjes passen beter in een natuurlijke tuin dan de meer gecultiveerde tulpen en je laat ze gewoon staan op de plaats waar je ze hebt neergezet.

Maar naast het mooie is er ook wel tuinverdriet: de stevige nachtvorsten van de afgelopen week hebben hier schade aangericht aan het net uitgelopen blad van de Hortensia aspera. Ik heb door de tuin verspreid drie flinke planten en ze hebben allemaal geleden. Ik ga er niets aan doen, ik knip niets af, de plant zal zich wel weer herstellen. 

Hortensia aspera: vorstschade

Ik houd trouwens wel in de gaten hoe hij dat gaat doen.

Ook een aantal uitlopertjes van de toch sterke gewone klimop hebben geleden, ze zijn zwart geworden.

Gewone klimop: vortschade

Mijn appelbloesem was nog niet helemaal uit de knop, daar zie ik gelukkig geen schade.

Vóór de IJsheiligen (11 - 14 mei) doen we er goed aan, rekening te houden met nachtvorst, zelfs na deze slappe winter. Dat betekent dat gevoelige planten een nachtje naar binnen gaan of beschermd moeten worden op straffe van (onherstelbare) schade.

En zo spreken we aan het begin van de meimaand van lief en leed.